TW18 B1 Flashcards
het vervoer = …
het transport
Wat zijn de tijden van VERVOEREN?
vervoerde, heeft vervoerd
het vervoermiddel = …
het voertuig
Een trein in een grote stad die vaak onder de grond rijdt = …
de metro
het plaatsbewijs = …
het biljet / het ticket
Mijn treinkaart is op. Ik moet even naar het … om een nieuwe te kopen.
loket
We reizen naar Amsterdam. Amsterdam is dus de … van onze reis.
bestemming
de prijs = …
het tarief
een kaart voor een periode van een jaar is een …
abonnement
Een korte reis met de auto, met het paard = …
de rit
De plaats waar alle metro’s aankomen en vertrekken = …
het metrostation
Het tijdsschema voor bussen en metro’s = …
de dienstregeling
De aansluiting = …
de verbinding
Onze trein heeft een uur … We zullen een koffie drinken tijdens het wachten.
vertraging
direct = …
rechtstreeks
De luchthaven = …
het vliegveld
Iemand die een vliegtuig bestuurt = …
de piloot
De mensen die op een vliegtuig of op een schip werken = …
de bemanning
Wat zijn de tijden van INCHECKEN?
checkte in, heeft ingecheckt
opstijgen >
landen
Ik kan niet meer op vakantie gaan. Ik zal de reis moeten …
annuleren
Soort vliegtuig met draaiende wieken bovenop = …
de helikopter
de baas op een klein schip = …
de schipper
de lading = …
de vracht
laden >
lossen
drijven >
zinken
Met een fiets moet je …
trappen
Een grote kist waar je dingen in kunt doen en ze zo kunt vervoeren = …
de container
Als een schip zinkt naar de bodem van de zee, blijft er een … over.
wrak