TW7 B1 Flashcards
de echtgenoot (man) of de … (vrouw)
echtgenote
Iemand die geen vaste relatie heeft, is …
vrijgezel/ alleenstaand / single
Letten op de kinderen van iemand anders =
babysitten
Als de ouders werken, brengen ze hun kinderen naar de …
kinderopvang/crèche
Dat meisje is een …, zij en haar broer zijn op dezelfde dag geboren.
tweeling
Geef de tijden van OPVOEDEN
voedde op, opgevoed
De kleindochter (meisje) en de … (jongen)
kleinzoon
de schoonzoon >
de schoondochter
trouwen =
huwen
Ik ben stiekem … op een meisje uit mijn klas.
verliefd
Mijn neef is … met zijn vriendin, in oktober gaan ze trouwen.
verloofd
De bruid (vrouw) en de … (man)
bruidegom
Twee mensen die getrouwd zijn =
het echtpaar
Het stel =
het koppel
Iemand die bij een huwelijk officieel zijn handtekening zet, is een …
getuige
Tegenwoordig eindigt 1 op de 3 huwelijken in een …
(echt)scheiding
Ik ben erg gesteld op mijn …, ik heb graag even tijd voor mezelf.
privacy
de weduwe >
de weduwenaar
Een familielid van iemand die gestorven is, noem je een …
nabestaande
De manier waarop iets georganiseerd is =
het stelsel/systeem
Sociale … zijn er voor arme en zieke mensen.
voorzieningen
Als iets bestaat uit verschillende soorten, is het …
gemengd
Zonder dat je het wilt in een bepaalde situatie komen of een bepaalde fout maken =
vervallen tot/in
iemand met een donkerbruine huid =
de zwarte/ de neger
In de Tweede Wereldoorlog wilde Hitler een rijk creëren van mensen van het Arische …
ras
de rijkdom >
de armoe(de)