TW4 B1 2015 Flashcards

1
Q

Jan vindt Julie heel leuk. Hij is een beetje … .

A

verliefd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het afscheid was erg … . Iedereen huilde!

A

emotioneel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Als je kriebels in je buik voelt voor iemand dan ben je …

A

verliefd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De baby wil zijn mama de hele tijd … .

A

knuffelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik vind het erg knap wat je doet! Ik … jou.

A

bewonder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opkijken tegen = …

A

opzien tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik heb een … gevoel. Ik heb genoeg gegeten.

A

voldaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uitkijken naar = … … …

A

zich verheugen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik heb zo’n trek in chocolade! Ik … naar een snickers!

A

snak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De zon schijnt en het is lekker warm. Wat een … weer!

A

zalig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Alles … me hier in Antwerpen. Alleen het slechte weer vind ik niet zo leuk.

A

bevalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Als het solden zijn, dan moet je … van de lage prijzen en veel kopen! (niet: genieten)

A

profiteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk substantief kan je vormen met ‘enthousiast’? …

A

enthousiasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er vrolijk en enthousiast, hevig = …

A

uitbundig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Met een hevig gevoel van liefde = …

A

hartstochtelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Toen Willem hoorde dat zijn oma niet in het ziekenhuis moest blijven, was hij …

A

gerust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Toen ik hoorde dat je in het ziekenhuis moest blijven, was ik heel … .

A

ongerust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Zenuwachtig en druk = …

A

opgewonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Irriteren = …

A

ergeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Zich ergeren aan = …

A

zich storen aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Zich beheersen = …

A

zich inhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Heel erg boos = …

A

woedend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Haten = … … …

A

niet kunnen uitstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Niet leuk = …

A

stom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Kan je de pijn nog …, of zal ik de dokter bellen?
verdragen
26
Ontzettend erg, verschrikkelijk = …
afschuwelijk
27
Vervelend, slecht = …
beroerd
28
Jammer = …
spijtig
29
Julie heeft altijd pech. Ik … … met haar.
heb medelijden
30
Ontgoochelen = …
teleurstellen
31
Teleurgesteld = …
ontgoocheld
32
… is het morgen mooi weer en kunnen we naar zee!
hopelijk
33
Ik wil niet dat ze naar mijn feestje komt. Ze is er niet … .
gewenst
34
Prettig vinden = … vinden
aangenaam
35
Iets jammer vinden, spijt hebben van iets = …
betreuren
36
Deze film heeft me geraakt = deze film heeft me …
ontroerd
37
Het nieuws van de aanslag in New York heeft de hele wereld … .
geschokt
38
Wie verantwoordelijk is voor een fout, is …
schuldig
39
De lerares voelde zich … , omdat ze veel te streng was geweest.
schuldig
40
Somber = …
down
41
Erg onaangenaam, vervelend = …
ellendig
42
Het leed = …
de ellende of de miserie of de misère
43
Als ik op reis ben en mijn ouders mis, dan heb ik …
heimwee
44
Zonder interesse = …
onverschillig
45
Er was … omdat het brandalarm plots afging.
paniek
46
Bram … zich voor zijn dikke poep.
schaamt
47
Je positie, je aanzien in de maatschappij = …
status
48
Je moet voor iedereen … hebben. (respect)
respect
49
Diep en lang nadenken = …
peinzen
50
Door al dat lawaai buiten, kan ik me moeilijk … tijdens de les.
concentreren
51
Welk substantief kan je vormen met het werkwoord concentreren?
concentratie
52
Als je niet oplet en niet aandachtig bent, ben je …
verstrooid
53
Als je niet goed weet waar je bent of wat je moet doen, dan ben je in … … .
in de war
54
Bedenken = …
verzinnen
55
De onzin = …
de nonsens
56
Welk substantief kan je vormen met het werkwoord inspireren?
inspiratie
57
Dom = …
stom
58
De les kan soms heel … zijn. Dan heb ik geen zin om op te letten!
saai
59
Welk substantief kan je vormen met het adjectief geniaal?
genie
60
Een niet erg positief oordeel over een persoon die je niet goed kent = …
het vooroordeel
61
Niet veranderen, blijven doen of denken zoals je deed = …
vasthouden aan
62
Ingewikkeld = …
complex
63
Welk substantief kan je vormen met het werkwoord puzzelen?
de puzzel
64
In het artikel wordt … naar een onderzoek uit 1999.
verwezen
65
Welk werkwoord kan je vormen met het substantief besef?
beseffen
66
Olifanten hebben een goed … . Ze onthouden alles hun leven lang!
geheugen
67
Met … denk ik terug aan het halve jaar in Antwerpen.
weemoed
68
Uitvissen = …
uitzoeken
69
Wie heeft hem doodgeschoten? Wie … je? (niet: denk)
verdenk
70
Tot een besluit komen, tot een conclusie komen = …
concluderen
71
Als je wil rijden, moet je eerst slagen voor je … rijexamen.
theoretische
72
Wat is de … als je je wil inschrijven? Welke stappen moet ik ondernemen?
procedure
73
Kan je dat verhaal in drie zinnen … ?
samenvatten
74
Het voorstel = …
de suggestie
75
Voorstellen = …
suggereren
76
Welk substantief kan je vormen met het adjectief mogelijk?
mogelijkheid
77
De partijen hebben na lang onderhandelen een … gevonden. Er is eindelijk een beslissing genomen!
compromis
78
De voorkeur geven aan = een … … voor.
een voorkeur hebben voor
79
Ik drink het liefst water = ik drink … … water.
bij voorkeur
80
Wat zijn je goede en je slechte … ?
eigenschappen
81
Curieus = …
benieuwd
82
Zonder interesse = …
onverschillig
83
Open >
gesloten
84
Het jongetje was zijn ouders kwijt en zat … te huilen.
hulpeloos
85
Als je niet goed weet waar je bent of wat je moet doen, dan ben je in … … .
in de war
86
Moedig = …
dapper
87
Dwaas = mal = …
zot
88
Belachelijk = …
idioot
89
Je belachelijk gedragen, raar doen = …
zich aanstellen
90
Aangenaam >
onaangenaam
91
Als je graag iemand helpt, dan ben je heel erg …
behulpzaam
92
Wie alleen aan zichzelf denkt, is …
egoïstisch
93
Rumoerig = …
luidruchtig
94
Vlak voor kerst is het altijd … in de winkels. (niet: druk)
hectisch
95
Welk substantief kan je vormen met het adjectief charmant?
charme
96
Welk substantief kan je vormen met het adjectief agressief?
de agressie
97
Je emoties en spanningen kwijtraken, vervelend doen tegen iemand omdat je je niet goed voelt = …
zich afreageren
98
Met opzet = expres = …
opzettelijk
99
Niet verwacht = …
onverwacht
100
Iets wat je gevonden hebt, is een …
vondst
101
De kinderen zijn flink geweest. Ze hebben zich goed … .
gedragen
102
Pascale heeft de … om veel chocolade te snoepen als ze verdrietig is.
neiging
103
Het image = …
het imago
104
Ongeduldig >
geduldig
105
ijverig >
lui
106
Wie graag iets wil bereiken en daar alles voor doet, is …
ambitieus
107
Wie hard en veel werkt, is …
ijverig
108
Wie graag tekent en knutselt, is …
creatief
109
Als je veel spaart en weinig gaat shoppen, ben je …
zuinig
110
Ik koop niet graag cadeautjes voor mijn vrienden, want ik wil geen geld uitgeven. Ik ben heel erg …
gierig
111
Welk substantief kan je vormen met het adjectief tolerant?
de tolerantie
112
Als je niet vriendelijk bent en koel tegen de mensen, dan ben je …
afstandelijk
113
Wim heeft … gedronken. Niemand mocht het weten!
stiekem
114
De aanleg = …
het talent
115
Marijke … zich als een klein kind!
gedraagt
116
Actief >
passief
117
Als iemand je pijn doet en je er niet boos om wordt, dan … je dat.
verdraag
118
Stoppen = …
beëindigen
119
Een doel willen bereiken = … naar een doel.
streven
120
Welk substantief kan je vormen met het werkwoord verdienen?
verdienste
121
De leraar … met extra huiswerk als we niet rustiger werden.
dreigde
122
Welk substantief kan je maken met het werkwoord mislukken?
de mislukking
123
zich storen aan = …
zich ergeren aan
124
Welk substantief kan je maken met het werkwoord ergeren?
de ergernis
125
verwerpen = …
afwijzen
126
De hele familie is meegekomen om Marie … te … tijdens haar eerste zwemwedstrijd.
aan te moedigen
127
Welk verbum kan je maken met het substantief stimulans?
stimuleren
128
snel reageren op iets = …
inspringen op
129
zeggen dat iets niet waar is = …
ontkennen
130
maken = …
creëren
131
Weet jij wanneer het wiel is … ?
uitgevonden
132
Wie goed is in het zoeken naar oplossingen, is …
inventief