TW11 B1 Flashcards

1
Q

afzeggen = …

A

annuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het uitstapje = …

A

het uitje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een spannende maar leuke gebeurtenis = …

A

het avontuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tante Ann maakt een … . Ze heeft ondertussen al Amerika en Azië bezocht en binnenkort komt ze aan in Australië.

A

wereldreis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het vertrek >

A

de aankomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het maken van reizen voor je plezier = …

A

het toerisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De kluis = …

A

de safe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de tijden van VOORLICHTEN?

A

lichtte voor, heeft voorgelicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de VVV = …

A

de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De weg die je moet volgen = …

A

de route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de tijden van AANGEVEN?

A

gaf aan, heeft aangegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de tijden van INVULLEN?

A

vulde in, heeft ingevuld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de tijden van VERLENGEN?

A

verlengde, heeft verlengd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Misschien moeten we naar een … om onze reis te boeken. Daar kunnen ze ons nuttige tips en informatie geven.

A

reisbureau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat je niet kunt missen = …

A

onmisbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Als je niet wilt verbranden in de zon, moet je … smeren.

A

zonnebrandolie / zonnebrandcrème

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Als je het zonlicht te fel vindt, kan je best een … dragen.

A

zonnebril

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de tijden van VERBLIJVEN?

A

verbleef, is verbleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het vakantiehuisje = …

A

de bungalow

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ik vind het gezellig als we met z’n allen rond het … zitten en er iemand gitaar speelt en liedjes zingt.

A

kampvuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hier kan je in slapen als je wilt kamperen = …

22
Q

Goedkoop hotel voor jongeren = …

A

de jeugdherberg

23
Q

Wat zijn de tijden van OVERNACHTEN?

A

overnachtte, heeft overnacht

24
Q

Wat zijn de tijden van ONDERBRENGEN?

A

bracht onder, heeft onderbracht

25
Hotelkamer voor één persoon = …
de eenpersoonskamer
26
Hotelkamer voor twee personen = …
de tweepersoonskamer
27
Wat zijn de tijden van STOREN?
stoorde, heeft gestoord
28
Je tanden poetsen doe je met je … en …
tandenborstel en tandpasta
29
Het café = …
de bar / de kroeg
30
Hotels, restaurants en cafés = …
de horeca
31
In Amsterdam zijn er veel … . Daar zijn softdrugs namelijk toegelaten.
coffeeshops
32
Hij heeft me … in het restaurant, dus ik heb niets moeten betalen.
getrakteerd
33
Wil je graag in het restaurant eten of wil je het eten liever … ?
afhalen
34
de ober = …
de kelner
35
Wat zijn de tijden van SERVEREN?
serveerde, heeft geserveerd
36
Een fles wijn heeft meestal een … die je moet openen.
kurk
37
Een lijst met alle wijnen in een restaurant = …
de wijnkaart
38
Wat zijn de tijden van INSCHENKEN?
schonk in, heeft ingeschonken
39
Extra geld dat je aan een ober geeft om hem te bedanken voor zijn diensten = …
de fooi
40
Wat zijn de tijden van AFREKENEN?
rekende af, heeft afgerekend
41
Wat zijn de tijden van RONDLEIDEN?
leidde rond, heeft rondgeleid
42
"Manneke Pis" is een bekende … in Brussel.
bezienswaardigheid
43
Wat zijn de tijden van BEZICHTIGEN?
bezichtigde, heeft bezichtigd
44
De optocht = …
de stoet
45
het toegangskaartje = …
het plaatsbewijs
46
de pilaar = …
de zuil
47
Het gebouw waar moslims samenkomen om te bidden = …
de moskee
48
Prinsen en prinsessen (in sprookjes) leven in een …
paleis
49
Plek waar water voor de sier omhoog spuit = …
de fontein
50
De bouwkunst = …
de architectuur
51
Wat zijn de tijden van RESTAUREREN?
restaureerde, heeft gerestaureerd
52
De periode waarin de Klassieke Oudheid weer belangrijk werd = …
de renaissance