TW1 A1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de tijden van HETEN?

A

heette geheten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Als ik een hond krijg, … ik hem Diesel.

A

noem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mevrouw ><

A

meneer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Meneer ><

A

mevrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op het vliegveld in Cuba moest ik mijn … laten zien.

A

paspoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onder een contract moet je … staan.

A

handtekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lisa is in België geboren, zij heeft de Belgische …

A

nationaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het … van de school is Lange Nieuwstraat 21, 2000 Antwerpen

A

adres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ik … in een klein huisje in Antwerpen.

A

woon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De plaats waar je woont, dat is je …

A

woonplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Je kunt mij bellen op het … 087-446-281

A

telefoonnummer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De dag waarop je geboren bent, dat is je …

A

geboortedatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De plaats waar je geboren bent, dat is je …

A

geboorteplaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Mijn … is 21 jaar.

A

leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Jong ><

A

oud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mijn vader is … met mijn moeder.

A

getrouwd

17
Q

Man ><

A

vrouw

18
Q

Vrouw ><

A

man

19
Q

Broers, zussen, ouders, tantes, neven, ooms, opa’s, oma’s = …

A

familie

20
Q

Vader, moeder en kinderen = het …

A

gezin

21
Q

Uit welk … kom je? Ik kom uit België.

A

land

22
Q

Welke … spreek je? Ik spreek Nederlands.

A

taal

23
Q

De taal die Vlamingen en Nederlanders spreken = het …

A

Nederlands