TW6 A2 Flashcards
0
Q
- van welk … is deze tafel gemaakt? -> Van hout.
A
materiaal
1
Q
- Na de aardbeving is het gebouw opnieuw …
A
opgebouwd
2
Q
- Welk verbum kan je vormen met het substantief schilderij?
A
schilderen
3
Q
- het raam = …
A
het venster
4
Q
- er hangen foto’s aan de …
A
wand of muur
5
Q
- op de … ligt een mooi tapijt (niet grond)
A
vloer
6
Q
- er hangt een lamp aan het …
A
plafond
7
Q
- de verdieping = …
A
de etage
8
Q
- Robert bewaart zijn flessen wijn in de … van zijn huis.
A
kelder
9
Q
De kamer onder het dak, dat is de …
A
zolder
10
Q
- de trap bestaat uit verschillende …
A
treden
11
Q
- ofwel neem je de trap, ofwel neem je de … .
A
Lift
12
Q
Zeggen dat iets mag, dat is iets …
A
toelaten
13
Q
- het gebouw = …
A
het pand
14
Q
De bekendste scène van Romeo & Julia is de scène op het …
A
balkon
15
Q
- enkele jongeren hebben een huis … waar al jaren niemand meer woonde.
A
gekraakt
16
Q
- er staat een … rond het huis, zodat de honden niet weg kunnen lopen.
A
hek
17
Q
- de flat = …
A
het appartement
18
Q
- het flatgebouw = …
A
het appartementsgebouw
19
Q
- de koning woont in het koninklijk …
A
paleis
20
Q
- heb je je huis via een … gekocht?
A
makelaar
21
Q
- wat is de vrouwelijke vorm van huisbaas?
A
huisbazin
22
Q
- een huis dat je huurt = een …
A
huurhuis
23
Q
- de … van de flat moesten het appartement verlaten, omdat er brand was.
A
bewoners
24
26. toen ik 10 jaar was, ben ik van Amsterdam naar Breda …
verhuisd
25
27. de achterdeur >< ..
de voordeur
26
28. sluiten = …
dichtdoen
27
29. de postbode doet de brieven in de …
brievenbus
28
30. gesloten = …
toe
29
31. De deuren van de supermarkt … automatisch … als je wil binnengaan.
gaan open
30
32. doe de deur goed op … als je weggaat.
slot
31
33. als je wil binnengaan, moet je drie keer op de deur …
kloppen
32
34. de woonkamer = de living = …
de huiskamer
33
36. als je hebt gedoucht, dan droog je je af met een …
handdoek
34
37. warm maken = …
verwarmen
35
38. het is koud. Ik ga de verwarming hoger … .
zetten
36
39. bloemen steek je in een …
vaas
37
40. als het donker wordt, dan doen we de … dicht.
gordijnen
38
41. gaan slapen = … … …
naar bed gaan
39
42. op mijn bed ligt een kussen en een …
deken of laken
40
43. de elektriciteit is … , dus we kunnen geen tv kijken.
uitgevallen
41
44. welk adjectief kan je vormen met "elektriciteit"?
elektrisch
42
45. de la = de …
lade
43
46. het licht aandoen >< het licht …
uitdoen
44
47. Mieke … links op de foto.
staat
45
49. welk substantief kan je vormen met het adjectief gezellig?
de gezelligheid
46
50. aangenaam, erg gemakkelijk = …
comfortabel
47
51. welk substantief kan je vormen met het adjectief comfortabel?
het comfort
48
52. zelf pizza maken is heel simpel. = zelf pizza maken is heel …
eenvoudig
49
53. alles wat je doet om je huis schoon en netjes te houden = het …
huishouden
50
54. een vrouw zonder baan die thuis het huishouden doet = de …
huisvrouw
51
56. ik wil graag van de service …
gebruikmaken
52
57. handig = …
praktisch
53
58. een stuk stof = de …
doek
54
59. je moet je mond … na het eten.
afvegen
55
60. welk verbum kan je vormen met het adjectief droog?
drogen
56
61. afwassen = de … doen
afwas of vaat
57
62. de vaat = de …
afwas
58
63. de rotzooi = de rommel = de …
troep
59
64. vuil = …
vies
60
65. het afval = het …
vuilnis
61
66. er ligt veel … op de kasten. Wanneer heb je voor het laatst schoongemaakt?
stof
62
Als je gaat schoonmaken, dan doe je water in een ...
emmer
63
68. een mes dat goed snijdt, is …
scherp