VO 3.2 Bevruchting en het pre-implantatie embryo Flashcards

1
Q

Wat is het resultaat van de eerste meiotische deling en wat is het resultaat van de tweede?

A

Tijdens de eerste meiotische deling gaan de homologe chromosomen uit elkaar bij de tweede meiotische deling gaat de zusterchromosomen uit elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

1.In welke fase van de meiotische deling bevindt de onbevruchte oöcyt zich kort na de ovulatie?

A

Metafase II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2.Geef aan welk van de 3 genummerde kernen in afbeelding 1 qua chromosoom-inhoud overeenkomt met het 1e poollichaampje, en welke overeenkomt met het 2e poollichaampje.

A

Bij nummer 2 is één van de twee een poollichaampje (ontstaat bij meiose I = 1n, 2c), het tweede poollichaampje wordt gevormd bij 3 (ontstaat bij meiose II, 1n, 1c).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3.Hoeveel poollichaampjes heeft een onbevruchte eicel?

A

1 poollichaampje, een bevruchte eicel bevat 2 poollichaampjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

4.Wat gebeurt er tijdens de acrosoom reactie?

A

Tijdens de acrosoomreactie fuseren gedeelten van de buitenste acrosomale membraan met de plasmamembraan van de zaadcel, waardoor er kleine vesikels afsnoeren. Dit resulteert in het vrijkomen van de enzymen die opgeslagen lagen in het acrosoom. Met deze reactie kan de zaadcel door de zona pellucida gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

5.Welke aspecten van het doordringen van de corona radiata zijn niet correct weergegeven in afbeelding 2?

A

De corona radiata is weergegeven als een syncytium, terwijl deze uit afzonderlijke cellen bestaat. Verder lijkt het alsof de zaadcel dwars door de cellen van de coronal radiata heen migreert, terwijl de zaadcel met behulp van hyaluronidase de matrix tussen de cellen afbreekt en zich met behulp van de zwemmende beweging tussen de cellen doordringt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

6.Wat gebeurt er tijdens de zona reactie?

A

De Zona Reactie: De zona reactie verwijst naar een verandering in de structuur van de zona pellucida die ontstaat door een enzymatische reactie met proteases uit de corticale granula. De biologische functie van deze reactie is dat het een blokkade opwerpt voor zaadcellen en op die manier polyspermie voorkomt. De blokkade tegen polyspermie die hierbij ontstaat bestaat eigenlijk uit twee componenten
1. De zona pellucida wordt harder. Sperma cellen die nog bezig waren om zich door de zona pellucida heen te werken worden door het harder worden min of meer “bevroren” op hun plek.
2. Sperm receptoren (bindine receptoren) in de zona pellucida worden “vernietigd” door de reactie. Hierdoor kunnen nieuwe zaadcellen niet eens meer aan de zona binden, laat staan de eicel bevruchten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

7.Waar in het lichaam vindt de bevruchting plaats?

A

In de eileider (ampulla) of in het cavum douglasi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

8.Wat is de ploïdie van de vrouwelijke pronucleus?

A

1N en 1C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar bevindt de meiose zich in na de ovulatie?

A

Na de ovulatie heeft de eicel de meiose nog niet voltooid. Het proces is geblokkeerd in de metafase van de tweede meiotische deling. Na de bevruchting wordt de tweede meiotische deling afgerond en hierbij wordt het tweede poollichaampje gevormd. Vervolgens worden de twee pronuclei gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Identificeer de zona pellucida en het poollichaampje in de twee losse afbeeldingen. Kun je met zekerheid zeggen of deze bevrucht zijn? Waarom wel/niet? Wat zijn de losse kleine bolletjes (aangegeven met pijltjes) in deze twee afbeeldingen?

A
  • De zona is zichtbaar als een weinig contrastrijke ronde “band” om de eicel en het poollichaampje, met een dikte van ongeveer 15 procent ten opzichte van de diameter van de eicel.
  • Je weet niet zeker of ze bevrucht zijn, want je ziet maar 1 poollichaampje.
  • De bolletjes zijn overblijfsels van de corona radiata. Bij IVF wordt deze laag verwijderd om het makkelijker te maken voor de zaadcel om ze te bevruchten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is er kenmerkend aan de eerste delingen van de eicel?

A

De eerste delingen vinden plaats zonder dat meer cytoplasma wordt gevormd. Deze delingen worden dan ook klievingen genoemd. Na de eerste deling zijn de poollichaampjes veelal tussen beide blastomeren zichtbaar. Na een serie klievingen is een klompje kleine cellen tot stand gekomen; bij elkaar in omvang nog altijd even groot als de eicel: alles past nog in de zona pellucida. Het klompje cellen wordt morula genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bestudeer de afbeelding embryoscoop 4 en video 5 behorende bij deze opdracht. Delen de twee blastomeren in de video gelijktijdig ?

A

De deling gaat vrijwel tegelijkertijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bestudeer de afbeeldingen embryoscoop 5 en 6 en de video 6 behorende bij deze opdracht. Wat is een belangrijk verschil tussen de twee afbeeldingen?

A

5 allemaal losse cellen en rechts lijken de cellen meer aan elkaar geplakt. Dit heet compactie van de morula en wordt meer een ronde bol. De cellen gaan veel meer aan elkaar plakken. Zijn veel minder apart zichtbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar in het lichaam bevindt zich het embryo in het morula stadium?

A

De morula wordt gevormd dichterbij de ishtmus van de eileider.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Omschrijf in je eigen woorden wat er gebeurt tijdens de compactie en wat de rol van cadherine E is bij dit proces.

A

Rond het 8-cellige stadium komen de blastomeren in dichter contact met elkaar. Dit is te zien doordat de afzonderlijke blastomeren dan niet meer makkelijk te onderscheiden zijn; het embryo wordt een meer vlakke ronde bol. E-cadherine is betrokken bij compactie; het zorgt ervoor dat de cellen adherens junctions kunnen vormen. Zo komen ze dicht genoeg bij elkaar om ook tight junctions en gap junctions te vormen.

17
Q

Wat voor soort cel-cel verbindingen worden gevormd door E-cadherine?

A

Adherens junctions. Later worden ook gap junctions gevormd. Hierdoor kunnen stoffen van de ene cel naar de andere getransporteerd worden. Voor compactie is dit niet mogelijk.

18
Q

Hoe differentieerd het morula stadium verder?

A

Vanaf het morula stadium is het duidelijk dat er polariteit is ontstaan; sommige cellen zijn gepositioneerd aan de buitenkant en andere zitten binnenin. De cellen aan de buitenkant hebben zelf ook polariteit; aan de apicale (buiten)kant staan ze in contact met de omgeving en aan de binnenkant zijn er intensieve contacten met andere cellen. Deze polariteit wordt gereguleerd door het cytoskelet en de cell-cell verbindingen. De morula ondergaat vervolgens een proces van verdere differentiatie, waarbij cellen wandstandig worden en er een centrale met vocht gevulde holte wordt gevormd. Het geheel wordt de blastula genoemd. De holte wordt aangeduid met blastocoel. De buitenste cellaag heet de trofoblast. Tegen de binnenwand van de holte (en slechts aan één kant) ligt een groep cellen bij elkaar. Deze groep cellen wordt de embryoblast of inner cell mass genoemd. Uit de embryoblast ontwikkelt zich het embryo en een aantal extraembryonale weefsels. Uit de trofoblast worden alleen extra-embryonale structuren gevormd.

19
Q

Waar in het lichaam bevindt zich het embryo in het blastula stadium?

A

Uterus

20
Q

Hoe ontstaan tweelingen?

A

Een zygote die ontstaan is uit een bevruchting van een oöcyt met een spermacel kan zich ontwikkelen tot een volledig nieuw individu. Na de eerste celdeling zijn beide zogenaamde blastomeren in principe ook in staat zich tot een volledig individu te ontwikkelen. Zelfs wanneer het blastocyst stadium bereikt is, waarbij er een trophoblastlaag en een inner cell mass ontstaan zijn, kan de inner cell mass zich nog splitsen waardoor er alsnog twee (genetisch volledig identieke) individuen ontstaan. De kans op het ontstaan van een zogenoemde identieke tweeling is ongeveer 1:250. Men veronderstelt dat de meeste identieke tweelingen pas ontstaan tijdens het blastocyst stadium.

21
Q

Op basis van welke informatie zou men kunnen vermoeden dat identieke tweelingen vaker ontstaan tijdens het blastocyst stadium dan tijdens bijvoorbeeld het twee-cellig stadium?

A

Op het feit dat de meeste monozygote tweelingen een gedeelde placenta en chorion hebben.

22
Q

Vervolgens stelt men in latere echo’s vast dat embryo 1 een mannelijk fenotype heeft en embryo 2 vrouwelijk is. Vervolgens wordt van ieder amnion een biopsie genomen voor verdere analyse. De cellen van de biopten worden gekweekt en hierop wordt karyotypering uitgevoerd en er wordt ook een uitgebreide analyse van single nucleotide polymorfismes (SNPs) gedaan. Daarnaast werd ook het DNA van de ouders geanalyseerd. Hieruit blijkt het volgende. Beide embryos zijn chimeer en bestaan uit zowel 46,XX als 46,XY cellen. De ratio tussen de hoeveelheid van ieder celtype was ongeveer 1:1 (XX:XY) in het mannelijke embryo en 97:3 in het vrouwelijke embryo van de tweeling. Daarnaast kon men vaststellen dat de XX en XY cellen een identiek maternaal genoom hadden, maar dat de XY cellen een ander paternaal genoom bevatten dan de XX cellen.
Als er maar 1 maternaal genoom is, wat betekent dit dan voor de eicel(len?) waaruit deze tweeling ontstaan is?

A

1 eicel

23
Q

Vervolgens stelt men in latere echo’s vast dat embryo 1 een mannelijk fenotype heeft en embryo 2 vrouwelijk is. Vervolgens wordt van ieder amnion een biopsie genomen voor verdere analyse. De cellen van de biopten worden gekweekt en hierop wordt karyotypering uitgevoerd en er wordt ook een uitgebreide analyse van single nucleotide polymorfismes (SNPs) gedaan. Daarnaast werd ook het DNA van de ouders geanalyseerd. Hieruit blijkt het volgende. Beide embryos zijn chimeer en bestaan uit zowel 46,XX als 46,XY cellen. De ratio tussen de hoeveelheid van ieder celtype was ongeveer 1:1 (XX:XY) in het mannelijke embryo en 97:3 in het vrouwelijke embryo van de tweeling. Daarnaast kon men vaststellen dat de XX en XY cellen een identiek maternaal genoom hadden, maar dat de XY cellen een ander paternaal genoom bevatten dan de XX cellen.
Als er twee paternale genomen zijn, wat betekent dit dan voor de spermacel(len?) waaruit deze zygote ontstaan is?

A

2 spermacellen

24
Q

Vervolgens stelt men in latere echo’s vast dat embryo 1 een mannelijk fenotype heeft en embryo 2 vrouwelijk is. Vervolgens wordt van ieder amnion een biopsie genomen voor verdere analyse. De cellen van de biopten worden gekweekt en hierop wordt karyotypering uitgevoerd en er wordt ook een uitgebreide analyse van single nucleotide polymorfismes (SNPs) gedaan. Daarnaast werd ook het DNA van de ouders geanalyseerd. Hieruit blijkt het volgende. Beide embryos zijn chimeer en bestaan uit zowel 46,XX als 46,XY cellen. De ratio tussen de hoeveelheid van ieder celtype was ongeveer 1:1 (XX:XY) in het mannelijke embryo en 97:3 in het vrouwelijke embryo van de tweeling. Daarnaast kon men vaststellen dat de XX en XY cellen een identiek maternaal genoom hadden, maar dat de XY cellen een ander paternaal genoom bevatten dan de XX cellen.
Wat is er dus misgegaan bij de bevruchting?

A

De blokkades die bevruchting door een tweede zaadcel moeten voorkomen hebben dus niet gewerkt. De tweede zaadcel moet dus door de zona gegaan zijn voordat de eerste zaadcel heeft kunnen bevruchten en vervolgens moeten de twee zaadcellen de eicel heel kort na elkaar bevrucht hebben. De zona reactie heeft niet gewerkt.

25
Q

Hoeveel pronuclei zijn er dan en wat is dan de ploidy (n) en DNA content (c) van de zygote net na pronucleus vorming?

A

3n 3c

26
Q

Vervolgens gaan ze er van uit dat 1 van de 3 cellen niet zal gaan bijdragen aan het uiteindelijke embryo. Welke cel zou dit kunnen zijn en waarom? Probeer in je eigen woorden uit te leggen hoe dan vervolgens de tweeling ontstaan zal zijn.

A

De cel met twee paternale genomen zal na een aantal delingen waarschijnlijk niet overleven, vanwege het feit dat bepaalde genen met een paternale imprint allebei tot expressie komen en genen die normaal gesproken een maternale imprint hebben nu van beide genomen niet tot expressie komen.