HC 2.5 Onvruchtbaarheid en gezondheid Flashcards
Wat houdt de life course approach in?
Life course approach: alles wat er in het leven op iemands pad komt, heeft betrekking op hoe het later zal zijn. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor een eventuele toekomstige zwangerschap en kind. Dit gaat niet alleen om ziekten, maar ook om omgevingsfactoren en leefstijlfactoren als voeding en roken. Op deze manier kan er ook worden gekeken naar infertiliteit en subfertiliteit en hoe dit betrekking heeft op de rest van het leven. Er wordt dus gekeken naar onvruchtbaarheid als maat voor gezondheid.
Hoeveel van de vrouwen hebben vruchtbaarheidsproblemen?
1 op de 8 vrouwen heeft vruchtbaarheidsproblemen.
Wat kun je zeggen over de hormonen tijdens het leven van een vrouw?
De hormonen bij de vrouw hebben een bepaald verloop gedurende het leven. Prepuberaal zijn er lage spiegels van FSH en LH. Tijdens de reproductieve fase zijn er per cyclus steeds wisselende hormoonspiegels. Een aantal jaar postmenarch vindt er stabilisatie plaats van de cyclus, de laatste jaren (perimenopauzaal) wordt de cyclus opnieuw minder regelmatig. Postmenopauzaal zijn er juist hoge niveaus van FSH en LH te vinden. De gemiddelde menopauze leeftijd is 51-52 jaar. Een vervroegde menopauze is zeldzaam.
Wat zegt de reproductive life span over de kans op mortaliteit?
Hoe meer menstruele cycli een vrouw heeft in haar leven, hoe lager het risico is op overlijden. De reproductive life span zegt dus iets over mortaliteit. Bovendien is het risico op overlijden lager wanneer een vrouw ouder is bij de geboorte van het eerste kind, net als wanneer een vrouw ouder is bij de geboorte van een laatste kind. Dit heeft dus ook te maken met de duur van vruchtbaarheid. Het krijgen van drie kinderen is ideaal voor een vrouw, met betrekking tot mortaliteit. Vanaf vijf kinderen neemt het risico op mortaliteit juist weer toe.
Wat is de relatie tussen reproductive duration en hart en vaatziekte?
In dit plaatje kijken ze naar de reproductive duration (menopauze – jaar van eerste menstruatie) ten opzichte van de leeftijd waarop de menstruatie begon. Hoe langer de reproductive duration, hoe meer cycli, hoe meer oestrogeen expositie hoe gunstiger het is voor hart- en vaatziekten.
Wat is een risico van een vroege menopauze? En wat is het verschil tussen idiopathisch of iatrogeen geïnduceerde menopauze?
Vroege menopauze geeft een hoger risico op hart- en vaatziekten en coronair hartziekten. Ook het risico op een beroerte is hoger, maar in mindere mate. Dit risico heeft met name te maken met de cardiovasculaire effecten van oestrogenen. Na de menopauze zal namelijk de hoeveelheid oestrogenen afnemen. Als je idiopathisch eerder in de menopauze komt dan is je hazard ratio op overlijden aan hart- en vaatziekten groter dan als je chirurgisch vroeg in de menopauze komt.
Wat zijn de effecten van oestrogenen?
Oestrogenen hebben een effect op de botombouw, lipidenprofiel, hebben een effect op het RAAS systeem wat weer oxidatieve stress kan geven, wat weer kan zorgen voor atherosclerose wat kan leiden tot hart- en vaatziekten. Daarnaast hebben vrouwen die in de menopauze zitten een verminderde fysieke activiteit en meer pijn, gaan dus minder bewegen waardoor ze obesitas kunnen ontwikkelen. Dit leidt ook weer tot atherosclerose.
Wat kun je zeggen over de hypo-oestrogene status in verhouding tot botdichtheid?
Bij mannen en vrouwen zie je dezelfde opbouw van de botdichtheid tot een leeftijd van 30 jaar. Dan stabiliseert de botmassa. En vanaf je 40ste neemt de botmassa af. Bij vrouwen zie je opeens een hele dalende lijn en die zit rondom de menopauze. Als je vroeg in de menopauze komt: dus voor je 30ste dan heb je de piekmassa nooit bereikt en loop je nog meer achteraan. Je kunt dit zien bij de menopauze, maar je hebt ook een tekort aan oestrogeen bij anorexia dan heb je een WHO I. Deze meiden halen ook nooit hun piekmassa als ze hun oestrogeen niet aanvullen. Naast oestrogeen zijn er nog andere factoren die een rol spelen in de botmassa: voeding, mechanische belasting, gewicht, etc.
Hoe vaak komt PCOS voor?
Meest voorkomende endocriene aandoening bij vrouwen in de reproductieve leeftijd.
Welke criteria zijn er nodig voor het stellen van de diagnose PCOS?
Minimaal 2 van de 3 criteria:
1. Oligo/anovulatie
2. Hyperandrogenisme en/of hirsutisme
3. PCOM: polycysteuze ovariële morfologie > 20 follikels in één of beide ovaria of > 10 ml volume in één of beide ovaria.
Wat is de pathofysiologie van PCOS?
Bij PCOS is de pulsaliteit van GnRH verstoord. Je hebt in verhouding iets meer LH ten opzichte van FSH, waardoor je folliculaire arrest krijgt. Doordat je een verhoogd aantal follikels hebt in je eierstokken heb je een verhoogd aantal AMH: dit werkt weer negatief op de pulsaliteit, dus het houdt elkaar een beetje in stand. Heel veel follikels geeft ook heel veel androgeen productie, dit werkt ook weer negatief op de pulsatiliteit. We zien ook bij PCOS vaker insulineresistentie waardoor mensen een hyperinsulinemie hebben en dit heeft een negatief effect op de ovaria want het stimuleert het folliculair arrest.
Wat zijn metabole gevolgen van PCOS?
Insulineresistentie en metabool syndroom komt veel vaker voor bij vrouwen met PCOS. Vrouwen met een lager gewicht hebben nog steeds wel risico hierop maar wel minder. Type 2 diabetes zie je 4x vaker bij vrouwen met PCOS dan bij vrouwen zonder PCOS.
Wat is het risico van het hebben van PCOS op hart- en vaatziekten?
Bij PCOS zijn mensen wat ruimer in hun eicelvoorraad en hebben mensen meestal een langere reproductive lifespan (dus een langere oestrogeenexpositie): dit is gunstiger voor het cardiovasculair risico. Maar ze kunnen wel last hebben van een verstoord lipidenprofiel, metabool syndroom, hoge insulinewaardes. Dit heft elkaar dus een beetje op. Dus geen hoger risico op hart- en vaatziekten (jongeren wel, maar in de menopauze is het normaal). Maar als ze het hebben dan hebben ze wel iets meer risico om eraan te overlijden.
Welke risico’s brengt subfertiliteit bij mannen met zich mee?
Mannen die subfertiel zijn hebben een hoger risico om eerder te overlijden. Hoe slechter de sperma kwaliteit, hoe hoger het risico. Er zijn associaties tussen verschillende maligniteiten en onvruchtbaarheid bij mannen. Dit geldt voor: testis carcinoom, NHL, ALL, schildklierkanker, melanoom, prostaatkanker.
Welke onderliggende factoren spelen een rol bij de verhoogde mortaliteit door infertiliteit?
Wanneer je je menopauze krijgt is onder andere ook afhankelijk van genetische factoren. Er kwam uit de GWAS studies dat er 290 genetische varianten betrokken waren bij de menopauze. En een groot deel daarvan was gerelateerd aan DNA repair. Dus een goede DNA repair mechanisme is gerelateerd aan latere menopauze. DNA repair in relatie tot maligniteiten en afweerziekten snappen we wel.
Het is een complexe puzzel: genetische factoren (zoals DNA repair), omgevingsfactoren (roken –> oxidatieve stress), endocriene factoren (hypo-oestrogene status), (embryonale) ontwikkeling (zoals testiculaire abnormabiliteis/cryptorchysme), psychosociale factoren (zoals chronische stress).