Routledge 2.2 Flashcards
We moeten vandaag echt het huis weer eens … (to clean).
schoonmaken
‘t is … (such a mess)!
zo’n troep
… (What would you rather do?) Stofzuigen of de badkamer schoonmaken?
Wat doe jij liever?
Wat doe jij liever? … (Vacuum cleaning or cleaning the bathroom?)
Stofzuigen of de badkamer schoonmaken?
Sorry hoor, … ( I have to go downtown).
ik moet de stad in
Ik heb …. nodig. (I need new athletic shoes.)
nieuwe sportschoenen
nodig hebben:to need
Ja, dus ik kan het weer mooi … (on my own) doen.
in m’n eentje
Ik ben ook altijd … ! (I am also always upset!)
de pineut
de pineut zijn: to be the one suffer
Ik … ( I’m taking you out for dinner tonight.)
Ik neem je vanavond mee uit eten.
mee uit eten nemen: to take out for dinner
Ik neem je vanavond mee uit eten. … (Then you don’t have to cook. )
Dan hoef je niet te koken
niet hoeven:not having to
… (What difference does that make?)
Wat maakt dat nou uit?
… (Don’t we do everything together?)
We doen toch alles samen?
samen: together