Chunk 9 Flashcards

1
Q

De vrouw praat met haar vriendin … (over the phone).

De vrouw belt.

A

via de telefoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De man … (shaves his beard).

A

scheert zijn baard

Regelmatig werkwoord: SCHE-ren: to shave
de baard: sakal

De man scheert zich.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De vrouw en de man … (playing with a card game).

A

spelen met een kaartspelletje
of
doen met een kaartspelletje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De vrouw … (does the dishes).

A

doet de afwas

de afwas: the dishes, bulaşık
de was: laundry, çamaşır

doen de afwas
doen de was
doen het huishouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De man … (is doing the laundry in the washing machine).
of
De man wast de kleren.

A

doet de was in de wasmachine.

de afwas: the dishes, bulaşık
de was: laundry, çamaşır

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De vrouw … (irons the clothes) met het strijkijzer.

A

strijkt de kleren

Onregelmatig werkwoord: STRIJ-ken
ik strijk
jij/u strijkt
hij/zij strijkt
wij/zij/jullie strijken
ik/jij/u/hij/zij streek
wij/zij/jullie streken
hij heeft gestreken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De vrouw strijkt de kleren … (with the iron).

A

met het strijkijzer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De man … (takes a shower.).

A

neemt een douche

Onregelmatig werkwoord: NE-men
ik neem
jij/u neemt
hij/zij neemt
wij/zij/jullie nemen
ik/jij/u/hij/zij nam
wij/zij/jullie namen
hij heeft genomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De vrouw … (washes her hair.).

A

wast haar haar.

wassen ons haar (het haar)
wassen ons gezicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

… (Rarely I bake cookies).

A

Zelden bak ik koekjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De vrouw … (sews something).

A

naait iets

Regelmatig werkwoord: NAAI-en: dikmek, to sew
de naad: dikiş, seam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De jongen … (brushes his teeth) met zijn tandenborstel.

A

poetst zijn tanden

Regelmatig werkwoord: POET-sen
de TANdenborstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De man … (vacuums the room).

A

stofzuigt de kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
(-) :to subtract
(+) :to add
(*) :to multiply
(/) :to divide
(=) :to equal
A
(-) : aftrekken
(+) :optellen
(*) :vermenigvuldingen
(/) :delen
(=) :gelijk zijn aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

… (The girl subtracts 2 from 9).

9-2= 7

A

Het meisje trekt 2 af van 9.

9 min 2 is 7.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

… (I add 2 to 3).

2+3=5

A

Ik tel 2 op bij 3.

2 plus 3 is 5.

17
Q

… (I multiply 2 times 3).

2*3=6

A

Ik vermenigvuldig 2 maal 3.

2 maal 3 is 6.

18
Q

… (I divide 6 by 3).

6/3=2

A

Ik deel 6 door 3.

6 gedeeld door 3 is 2.

19
Q

We kijken naar … (de painting).

A

het schilderij