Delftse 24 (30-6 June) Flashcards

1
Q

… (I came to the Netherlands three months ago).

A

Drie maanden geleden ben ik naar Nederland gekomen.

Onregelmatig werkwoord: KO-men
ik kom
jij/u komt
hij/zij komt
wij/zij/jullie komen
ik/jij/u/hij/zij kwam
wij/zij/jullie kwamen
hij is gekomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik vond het … (a special experience).

A

een bijzondere ervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In het begin … (many things were strange).

A

waren veel dingen wel vreemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… (In the first place, ilk önce) is Nederland zo groen en vlak, wat ik trouwens prachtig vind.

A

In de eerste plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In de eerste plaats is Nederland … (so green and flat), wat ik trouwens prachtig vind.

A

zo groen en vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In de eerste plaats is Nederland zo groen en vlak, … (which I think by the way wonderful).

A

wat ik trouwens prachtig vind.

trouwens: by the way, besides, bu arada
prachtig: beautiful, wonderful, splendid, müthiş

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In de tweede plaats is Nederland druk en vol. … (People live everywhere).

A

Overal wonen mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

… (Hardly nowhere, neredeyse hiçbiryerde) is een rustig gebied te vinden.

A

Vrijwel nergens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vrijwel nergens is … (a quiet area) te vinden.

A

een rustig gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

En in de derde plaats, het weer! … (The sky is constantly gray) in plaats van blauw.

A

De lucht is voortdurend grijs

voordurend: constantly, daima, sürekli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

En in de derde plaats, het weer! De lucht is voortdurend grijs … (instead of blue).

A

in plaats van blauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De lucht is voortdurend grijs in plaats van blauw. … (I miss the sun).

A

Ik mis de zon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

… (I have the impression that) het weer grote invloed heeft op het karakter, op de aard van de mensen.

A

Ik heb de indruk dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik heb de indruk … (that the weather has a big influence) op het karakter, op de aard van de mensen.

A

dat het weer grote invloed heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ik heb de indruk dat het weer grote invloed heeft … (on the character), op de aard van de mensen.

A

op het karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ik heb de indruk dat het weer grote invloed heeft op het karakter, … (on the nature of the people).

A

op de aard van de mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

… (They are friendly), maar je krijgt naar mijn gevoel moeilijk contact.

A

Ze zijn wel vriendelijk

18
Q

Ze zijn wel vriendelijk, maar je krijgt … (in my opinion, feelings) moeilijk contact.

A

naar mijn gevoel

Zelfstandig naamwoord: ge-VOEL: dat wat je voelt
het gevoel

vb:hij heeft gevoel voor humor [vindt grappen leuk]

19
Q

… (People live on their own). Ik ken bijvoorbeeld mijn buren niet, noch de mensen die tegenover mij wonen.

A

De mensen leven op zichzelf

20
Q

Ik ken bijvoorbeeld mijn buren niet, … ( (neither)… nor) de mensen die tegenover mij wonen.

A

noch

de buur: the neighbor

21
Q

… (Despite) dat heb ik toch een positief gevoel ten aanzien van Nederland.

A

Ondanks

22
Q

Ondanks dat heb ik toch een positief gevoel … (with respect to) Nederland.

A

ten aanzien van

23
Q

Er is … (a great degree of freedom).

A

een grote mate van vrijheid

de MAte: degree, derece, ölçü
de VRIJheid: the freedom

24
Q

Verder … (the difference between rich and poor is small). Bijna iedereen heeft werk of krijgt financiële steun van de overheid. En iedereen kan studeren.

A

is het verschil tussen arm en rijk gering

Bijvoeglijk naamwoord: ge-RING: minimum

het verschil: the difference

25
Q

Verder is het verschil tussen arm en rijk gering. Bijna iedereen heeft werk of … (receives financial support from the government). En iedereen kan studeren.

A

krijgt financiële steun van de overheid

de steun:the support

26
Q

Ben je van plan … (some time, bir mudden) in Nederland te blijven?
-Ik blijf hier in elk geval twee jaar.

A

enige tijd

enige: some, a few

27
Q

Ben je van plan enige tijd in Nederland te blijven?

-Ik blijf hier … (in each case) twee jaar.

A

in elk geval

28
Q

Ik blijf hier in elk geval twee jaar. Ik ben hier voor studie gekomen. Als ik klaar ben, … (I’m probably going back to my own country).

A

ga ik waarschijnlijk terug naar mijn eigen land.

29
Q

Maar als ik … (get the chance) hier te werken, blijf ik misschien langer of voor altijd.

A

de kans krijg

30
Q

… (Not an easy decision.).

- Nee, dat lijkt me ook een hele stap.

A

Geen gemakkelijke beslissing.

31
Q

Geen gemakkelijke beslissing.

- Nee, … (that seems to me like a big step).

A

dat lijkt me ook een hele stap.

de stap: step

32
Q

… (At first sight) schijnt werken in Nederland veel voordelen te bieden.

A

Op het eerste gezicht

33
Q

Op het eerste gezicht … (seems to work in the Netherlands) veel voordelen te bieden.

A

schijnt werken in Nederland

34
Q

Op het eerste gezicht schijnt werken in Nederland … (offers many advantages).

A

veel voordelen te bieden.

het VOORdeel * het NAdeel
advantage * disadvantage

Onregelmatig werkwoord: BIE-den
ik bied
jij/u biedt
hij/zij biedt
wij/zij/jullie bieden
ik/jij/u/hij/zij bood
wij/zij/jullie boden
hij heeft geboden
35
Q

Maar is het … (in every sight) zo gunstig hier te blijven?

A

in elk opzicht

36
Q

Maar is het in elk opzicht zo … (favorable, olumlu, elverişli) hier te blijven?

A

gunstig

37
Q

Je wordt … (in a certain sense, şüphesiz ) gedwongen een nieuw bestaan op te bouwen.

A

in zekere zin

38
Q

Toch blijf je hier altijd een buitenlander, … (I’ve been told).

A

is mij verteld

39
Q

En … (don’t you lose the link a little bit) met je eigen land?

A

verlies je niet een beetje de band

Onregelmatig werkwoord: ver-LIE-zen
ik verlies
jij/u verliest
hij/zij verliest
wij/zij/jullie verliezen
ik/jij/u/hij/zij verloor
wij/zij/jullie verloren
hij heeft verloren
40
Q

Je wordt in zekere zin gedwongen … (to build a new life.).

A

een nieuw bestaan op te bouwen.

41
Q

Je … in zekere zin … (to be forced) een nieuw

bestaan op te bouwen.

A

wordt … gedwongen

Onregelmatig werkwoord: DWIN-gen
ik dwing
jij/u dwingt
hij/zij dwingt
wij/zij/jullie dwingen
ik/jij/u/hij/zij dwong
wij/zij/jullie dwongen
hij heeft gedwongen