Best Nederlands 1 Flashcards

1
Q

Je broer zit toch in Amerika? Heb je … (already something from him) gehoord?
Nee, ik heb nog niets van hem gehoord.

A

al iets van hem

Your brother is in America, right? Have you heard from him?
No, I haven’t heard from him yet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Je broer zit toch in Amerika? Heb je al iets van hem gehoord?
. Nee, ik … (haven’t heard from him yet.).

A

heb nog niets van hem gehoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Loopt er … (someone in the hall) ?

. Nee, ik heb niemand gezien. ledereen is al naar huis.

A

iemand in de gang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Loopt er iemand in de gang?

. Nee, ik heb … (anyone) gezien. ledereen is al naar huis.

A

niemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Loopt er iemand in de gang?

. Nee, ik heb niemand gezien. … (Everyone is) al naar huis.

A

ledereen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

…. Groningen … (Have you ever been to Groningen)?

. Nee, nog nooit.

A

Ben jij ooit in …. geweest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ben jij ooit in Groningen geweest?
. Nee, … (never yet).
. Nee, … (I’ve never been there.).

A

nog nooit

Ik ben er nog nooit geweest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

… wiskundeboek …? (Have you seen my math book somewhere?)
. Nee, nergens. Zit het niet in je tas?
Nee, ik heb alles eruit gehaald en ik heb overal gezocht.

A

Heb jij mijn … ergens gezien?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Heb jij mijn wiskundeboek ergens gezien?
. … (No, nowhere). Zit het niet in je tas?
Nee, ik heb alles eruit gehaald en ik heb overal gezocht.

A

Nee, nergens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Heb jij mijn wiskundeboek ergens gezien?
. Nee, nergens. Zit het niet in je tas?
Nee, ik heb … (everything taken out) en ik heb overal gezocht.

A

alles eruit gehaald

(No, I have taken everything out and I have searched everywhere.).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heb jij mijn wiskundeboek ergens gezien?
. Nee, nergens. Zit het niet in je tas?
. Nee, ik heb alles eruit gehaald en ik heb … (everywhere searched).

A

overal gezocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

‘Heb je mijn sleutels … (somewhere) gezien? … (I put them somewhere ), maar ik
weet niet meer waar.’
‘Nee, ik heb ze nergens gezien.’

A

ergens
Ik heb ze ergens neergelegd

neerleggen/legde neer/heeft neergelegd: to put down, to lay down

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

‘Heb je mijn sleutels ergens gezien? Ik heb ze ergens neergelegd, maar ik weet niet meer waar.’
… (“No, I haven’t seen them anywhere.”).

A

‘Nee, ik heb ze nergens gezien.’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

‘Heb je mijn sleutels ergens gezien? Ik heb ze ergens neergelegd, … (but I don’t know/ remember where anymore. “).
‘Nee, ik heb ze nergens gezien.’

A

maar ik weet niet meer waar.

iets niet meer weten- to not remember something (to forget something)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stil eens, ik hoor iets. … (it just seems as if) er iemand op de trap loopt.’
‘Ik hoor niets. Zal ik eens kijken of ik iemand zie?’

A

Het lijkt net alsof
het lijkt net:it just seems
alsof: as if

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

… (Be quiet), ik hoor iets. Het lijkt net alsof er iemand op de trap loopt.’
‘Ik hoor niets. Zal ik eens kijken of ik iemand zie?’

A

Stil eens

17
Q

‘… een zeekoe …?’ … (Have you ever seen).

‘Nee, nooit.

A

Heb jij ooit … gezien?

18
Q

Waar kom jij … vandaan?’
‘Ik kom uit Noorwegen.’
‘Vertel er eens … van. Ik ben er nog … geweest.’

A

ergens

iets - nooit

19
Q

‘… mijn woordenboek … (Someone has borrowed ). Wie was dat?’
‘Ik heb het na de les ergens op een tafel laten liggen.’
‘Dan heeft iemand anders het misschien in de kast gelegd, want ik heb niet gezien toen ik mijn tas inpakte.’

A

Iemand heeft … geleend

lenen/leende/geleend:to borrow

20
Q

Ik heb … (nothing strange) gezien.

A

niets vreemds

niets / iets / wat + hijvoeglijk naamwoord + s

21
Q

Ik heb … (something nice) gedaan.

A

wat leuks

22
Q

Zij denkt … (She thinks of everything)

A

Zij denkt aan alles.

Zij denkt overal aan.

23
Q

Zij denkt … (She is thinking of something).

A

Zij denkt aan iets.

Zij denkt ergens aan.

24
Q

Hij geloof … (He believes in nothing).

A

Hij gelooft in niets.

Hij gelooft nergens in.

25
Q

Ik … (to want something enjoyable for taste) koffie.

A

Ik heb zin in koffie.

26
Q

Ik … (feel like enjoyable activity) te sporten.

A

Ik heb zin om te sporten.