Routeledge 1 Flashcards

1
Q

De ene taalstudent tegen … ( to another).

A
de ene * de andere (the one * the other)
De ene taalstudent tegen de andere.
One language student to another.
A: Jij spreekt goed Nederlands!
B: Dank je.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een vriendin …. (to, against) haar vriend.

A

tegen
Een vriendin tegen haar vriend.
A girlfriend to her boyfriend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

A: Je doet… ( sometimes so strange) !
B: Jij toch ook?

A

soms zo raar
A: Je doet soms zo raar!
B: Jij toch ook? (You do too!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op een …. (job interview)

A

sollicitatiegesprek
Op een sollicitatiegesprek.
At a job interview

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

A: Je werkt momenteel … ( at an insurance company) en je wilt nu … (another job) ?
B: Ja, dat klopt.

A

bij een verzekeringsbedrijf
een andere baan
A: Je werkt momenteel bij een verzekeringsbedrijf en je wilt nu een andere baan?
B: Ja, dat klopt. (Yes, that’s right.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

A: Je werkt …. ( at the moment) bij een verzekeringsbedrijf en je wilt nu een andere baan?
B: Ja, … . ( that’s right.)

A

momenteel
dat klopt
A: Je werkt momenteel bij een verzekeringsbedrijf en je wilt nu een andere baan?
B: Ja, dat klopt. (Yes, that’s right.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

A: En je hebt … (experience with) computers?
B: … (Yes (indeed)).

A

ervaring met
jazeker
A: En je hebt ervaring met computers?
B: Jazeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

…. (at customs, gümrükte) op het vliegveld.

A

Bij de douane
Bij de douane op het vliegveld.
At customs at the airport.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

A: U bent hier … (on holiday)?
B: Nee, … (for business)

A

op vakantie
voor zaken
A: U bent hier op vakantie?
B: Nee, voor zaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

…. (Registration) op een conferentie.

A

Inschrijving op een conferentie.

Registration at a conference.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

A: …(I expect you are..) meneer Hulst?
B: Ja,… (that’s right)

A

A: U bent zeker meneer Hulst?
B: Ja, inderdaad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Radio-interview met … ( a female English immigrant)

A

Radio-interview met een Engelse immigrante.
Radio interview with a (female)
English immigrant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

A: En u bent … (quite active) hier.
B: Ja, dat klopt. Ik help …. (old age pensioners) .

A

nogal actief
de bejaarden
A: En u bent nogal actief hier.
B: Ja, dat klopt. Ik help de bejaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Jij maakt … (a joke).

A

Jij maakt een grapje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

A: U helpt de bejaarden?
B: Ja, ik help met … (do the shopping).

A

boodschappen doen
A: U helpt de bejaarden?
B: Ja, ik help met boodschappen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je maakt …. (a joke)

A

een grapje
Je maakt een grapje.
You make a joke/are joking.

17
Q

Jij bent … (crazy/mad).

A

gek
Jij bent gek.
You are crazy/mad.

18
Q

to like, to love

A

houden van

19
Q

to think of

A

denken aan

20
Q

to have experience with

A

ervaring hebben met

21
Q

to look at/to watch

A

kijken naar

22
Q

to drive in

A

rijden in