Basis grammatica 2 Flashcards

1
Q

Wat is het verkleinwoord van de jongen?

A

het jongetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verkleinwoord van de man?

A

het mannentje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verkleinwoord van de bal?

A

het balletje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verkleinwoord van de ster?

A

het sterretje

de ster: star

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verkleinwoord van de ring?

A

het ringetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verkleinwoord van de bon?

A

het bonnetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verkleinwoord van het blad?

A

het blaadje

het blad: yaprak , sayfa, magazin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verkleinwoord van het gat?

A

het gaatje

het gat: hole, delik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verkleinwoord van het glas?

A

het glaasje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verkleinwoord van het pad?

A

het paadje

het pad:path

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verkleinwoord van het schip?

A

het scheepje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wij organiseren … (a nice dinner) voor de hele familie.

A

een etentje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op zondag gaan we …. ( a little walk)

A

een eindje wandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verkleinwoord van het bier?

A

het biertje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het verkleinwoord van de stoel?

A

het stoeltje

Na -l -n -w -r en na -a -e -o -u komt bij het verkleinwoord -tje achter het naamwoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verkleinwoord van de schoen?

A

het schoentje

Na -l -n -w -r en na -a -e -o -u komt bij het verkleinwoord -tje achter het naamwoord.

17
Q

Wat is het verkleinwoord van de vrouw?

A

het vrouwtje

Na -l -n -w -r en na -a -e -o -u komt bij het verkleinwoord -tje achter het naamwoord.

18
Q

Wat is het verkleinwoord van de deur?

A

het deurtje

Na -l -n -w -r en na -a -e -o -u komt bij het verkleinwoord -tje achter het naamwoord.

19
Q

Wat is het verkleinwoord van de dame?

A

het dametje
de dame:the lady
Na -l -n -w -r en na -a -e -o -u komt bij het verkleinwoord -tje achter het naamwoord.

20
Q

Wat is het verkleinwoord van de la?

A

het laatje
de la: drawer, çekmece
Na -l -n -w -r en na -a -e -o -u komt bij het verkleinwoord -tje achter het naamwoord.
Let op de spelling: a aan het eind wordt (become) aa; o wordt oo; u wordt uu.

21
Q

Wat is het verkleinwoord van de auto?

A

het autootje
Na -l -n -w -r en na -a -e -o -u komt bij het verkleinwoord -tje achter het naamwoord.
Let op de spelling: a aan het eind wordt (become) aa; o wordt oo; u wordt uu.

22
Q

Wat is het verkleinwoord van de paraplu?

A

het parapluutje
Na -l -n -w -r en na -a -e -o -u komt bij het verkleinwoord -tje achter het naamwoord.
Let op de spelling: a aan het eind wordt (become) aa; o wordt oo; u wordt uu.

23
Q

Wat is het verkleinwoord van de boom an het raam?

A

het boompje
het raampje
het raam:the window
Na een m komt bij het verkleinwoord -pje achter het naamwoord.

24
Q

Wat is het verkleinwoord van de kip?

A

het kippetje

25
Q

Wat is het verkleinwoord van de pen?

A

het pennetje

26
Q

Wat is het verkleinwoord van de koning?

A

het konikje

unstressed -ing turns to -inkje