Delftse 15 Flashcards
Wat heb je … (the last weekend) gedaan?
het afgelopen weekend
… (What have you) het afgelopen weekend … (done)?
Wat heb je …. gedaan?
Onregelmatig werkwoord: doen ik doe jij/u doet hij/zij doet wij/zij/jullie doen ik/jij/u/hij/zij deed wij/zij/jullie deden hij heeft gedaan de/het/een gedane ....
… (I had a busy weekend.).
Ik heb een druk weekend gehad.
Onregelmatig werkwoord: hebben ik heb jij/u hebt hij/zij heeft wij/zij/jullie hebben ik/jij/u/hij/zij had wij/zij/jullie hadden hij heeft gehad
Eerst … (I did my shopping at the market).
heb ik boodschappen gedaan op de markt.
… (I have bought vegetables, fish and fruit).
Ik heb groenten, vis en fruit gekocht.
Onregelmatig werkwoord: ko-pen ik koop jij/u koopt hij/zij koopt wij/zij/jullie kopen ik/jij/u/hij/zij kocht wij/zij/jullie kochten hij heeft gekocht
… (On the way home) heb ik ergens midden op straat
bloemen gekocht voor een vriendin.
Op weg naar huis
Op weg naar huis heb ik … (somewhere in the middle of the street) bloemen gekocht voor een vriendin.
ergens midden op straat
Ik was van plan … (to visit you).
bij je langs te gaan
Onregelmatig werkwoord: gaan ik ga jij/u gaat hij/zij gaat wij/zij/jullie gaan ik/jij/u/hij/zij ging wij/zij/jullie gingen hij is gegaan
… (I was planning to) bij je langs te gaan
Ik was van plan
Onregelmatig werkwoord: zijn ik ben jij/u bent hij/zij is wij/zij/jullie zijn ik/jij/u/hij/zij was wij/zij/jullie waren hij is geweest
… (I have called), maar je bleek niet thuis.
Ik heb gebeld
Regelmatig werkwoord: bel-len ik bel jij/u belt hij/zij belt wij/zij/jullie bellen ik/jij/u/hij/zij belde wij/zij/jullie belden hij heeft gebeld
Ik was bij die vriendin … (to visit) .
op bezoek
het bezoek: visit
bezoeken: to visit
Onregelmatig werkwoord: be-zoe-ken ik bezoek jij/u bezoekt hij/zij bezoekt wij/zij/jullie bezoeken ik/jij/u/hij/zij bezocht wij/zij/jullie bezochten hij heeft bezocht de/het/een bezocht
Ze is … (just returned) van vakantie.
net terug
Waar … (Where did she go?)?
-Naar Egypte
is ze naartoe geweest?
… (Coinsidentally, tesadüfen) ben ik daar ook pas geweest.
Toevallig
Toevallig … (I have also just been there).
ben ik daar ook pas geweest
pas (=net): just
Jullie hebben … (undoubtedly, mutlaka) de hele avond over de vakantie gepraat.
vast en zeker
Jullie hebben vast en zeker de hele avond … (talked about the vacation).
over de vakantie gepraat.
Ja, we hebben elkaar … (all about our experiences) verteld.
uitgebreid over onze ervaringen
uitgebreid: all about, ayrıntılı
ervaring: experience