Delftse 20 Flashcards

1
Q

Hoi Eva. Ben je vanavond vrij? Er … (a nice film is showing/turns/ gösterimde). Heb je zin om mee te gaan?
- Ja, gezellig.

A

Er draait een leuke film.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoi Eva. Ben je vanavond vrij? Er draait een leuke film. … (Would you like to going with me)?
- Ja, gezellig.

A

Heb je zin om mee te gaan?

Onregelmatig werkwoord: MEE-gaan
ik ga mee (… ik meega)
jij/u gaat mee (… jij meegaat)
hij/zij gaat mee (… hij meegaat)
wij/zij/jullie gaan mee (… wij meegaan)
ik/jij/u/hij/zij ging mee (… ik meeging)
wij/zij/jullie gingen mee (… wij meegingen)
hij is meegegaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

… (How is that movie called)?

Uh, even in de krant kijken. De titel is: Millennium.

A

Hoe heet die film?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… (It is about) een jongen die via zijn computer duizend (1000) jaar teruggaat in de tijd.

A

Hij gaat over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hij gaat over een jongen die via zijn computer … (a thousand years go back in time).

A

duizend jaar teruggaat in de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

… (The early or late show)?

A

De vroege of de late voorstelling?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

… (Let’s take the late). Dan kunnen we eerst nog ergens samen eten.

A

Laten we de late nemen

Onregelmatig werkwoord: NE-men
ik neem
jij/u neemt
hij/zij neemt
wij/zij/jullie nemen
ik/jij/u/hij/zij nam
wij/zij/jullie namen
hij heeft genomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

… (Do you remember) dat restaurant van de vorige keer waar we zo lekker hebben gegeten?

A

Herinner je je

Onregelmatig werkwoord: E-ten
ik eet
jij/u eet
hij/zij eet
wij/zij/jullie eten
ik/jij/u/hij/zij at
wij/zij/jullie aten
hij heeft gegeten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ben je … (by any chance/misschien) jarig?

Nee hoor. Ik vind het gewoon leuk om met jou uit te gaan.

A

soms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

… (I just like it) met jou uit te gaan.

A

Ik vind het gewoon leuk om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik vind het gewoon leuk om … (go out with you).

A

met jou uit te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ik kom je … (around six) halen. Tot straks.

A

rond zessen

eenen
tweeën
drieën
vieren
vijven
zessen
zevenen
achten
negenen
tienen
elven
twaalven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

… rond zessen … (I’ve come to get you).

Tot straks.

A

Ik kom je … halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Goedenavond. We willen graag eten. Hebt u plaats voor ons, … (if possible by the window).

A

als het kan bij het raam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Daar hebben we … (last time) ook gezeten.

A

verleden keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Daar hebben we verleden keer ook … (seated).

A

gezeten

Onregelmatig werkwoord: ZIT-ten
ik zit
jij/u zit
hij/zij zit
wij/zij/jullie zitten
ik/jij/u/hij/zij zat
wij/zij/jullie zaten
hij heeft gezeten
17
Q

… (With how many people) bent u?

Met z’n tweeën.

A

Met hoeveel personen

18
Q

… (If you just wait ), komt er een tafel vrij bij het raam.
Dat is goed.

A

Als u even wacht

19
Q

Als u even wacht, … (a table is released) bij het raam.

Dat is goed.

A

komt er een tafel vrij

20
Q

Terwijl we wachten, … (we look at the menu).

A

bekijken we de kaart

21
Q

(Even later…)

- Uw tafel is klaar. U kunt … (take place).

A

plaats nemen.

22
Q

… (Have you already made your choice)?

A

Hebt u uw keuze al gemaakt?

23
Q

Ja, we willen graag … (start with) Franse uiensoep.

A

beginnen met

Onregelmatig werkwoord: be-GIN-nen
ik begin
jij/u begint
hij/zij begint
wij/zij/jullie beginnen
ik/jij/u/hij/zij begon
wij/zij/jullie begonnen
hij is begonnen
24
Q

Daarna … (as main course) voor haar de vis.

A

als hoofdgerecht

het hoofdgerecht

25
Q

Ik … (give preference to) vlees.

A

geef de voorkeur aan

Onregelmatig werkwoord: GE-ven
ik geef
jij/u geeft
hij/zij geeft
wij/zij/jullie geven
ik/jij/u/hij/zij gaf
wij/zij/jullie gaven
hij heeft gegeven
26
Q

Geeft u mij maar … (this dish).

A

deze schotel

de schotel:the dish, yemek

27
Q

Wat wilt u drinken?

Voor haar een glas witte wijn bij de vis. Voor mij een glas bier. Licht bier graag, … (not that heavy).

A

niet van dat zware

28
Q

… (And bring you even a bottle of water.).

A

En brengt u ook maar een fles water.

29
Q

… (Could you bring the bill).

A

Kunt u de rekening brengen

30
Q

… (What was it about)?

A

Waar ging die over?