Delftse 22 (30-27 Mei) Flashcards

1
Q

… (Who likes to clean the house)?

A

Wie maakt graag het huis schoon?

schoonmaken: to clean
maak. .. schoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

…(Who likes it) om af te wassen?

A

Wie vindt het fijn

afwassen: washing up, bulaşık yıkamak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie ruimt … (with pleasure) de kamers op?

A

met plezier

het pleZIER

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… (Say honestly), niemand toch?

A

Zeg eens eerlijk

Onregelmatig werkwoord: ZEG-gen
ik zeg
jij/u zegt
hij/zij zegt
wij/zij/jullie zeggen
ik/jij/u/hij/zij zei
wij/zij/jullie zeiden
hij heeft gezegd

Eerlijk gezegd heb ik geen zin [ik zeg eerlijk dat ik geen zin heb]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De meeste personen … (don’t like the task / find it not a nice task ) om het huishouden te doen.

A

vinden het geen leuke taak

vinden het leuk: to like it

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De meeste personen vinden het geen leuke taak … (to do the housework)

A

om het huishouden te doen

het HUIShouden : ev işi
de huishoudens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Toch is het … (necessary) : we moeten immers eten, dus iemand moet het eten klaarmaken.

A

noodzakelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toch is het noodzakelijk: … (after all, we have to) eten, dus iemand moet het eten klaarmaken.

A

we moeten immers

immers: after all

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Toch is het noodzakelijk: we moeten immers eten, dus … (someone has to prepare the food).

A

iemand moet het eten klaarmaken

klaar: ready
Eten is klaar.

Regelmatig werkwoord: KLAAR-ma-ken:to prepare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

We willen graag … (wear clean clothes). Dan moet de was regelmatig worden gedaan. Wie doet dat?

A

schone kleren dragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

We willen graag schone kleren dragen. Dan moet … (the laundry should be done regularly) Wie doet dat?

A

de was regelmatig worden gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wie doet dat?

-Vroeger was dat … (all the job of the woman). Het huis was haar terrein.

A

allemaal de taak van de vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie doet dat?

-… (It used to be) allemaal de taak van de vrouw. Het huis was haar terrein.

A

Vroeger was dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wie doet dat?

-Vroeger was dat allemaal de taak van de vrouw. Het huis was … (her territory, onun alanı).

A

haar terrein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

… (They worked long hours) en kwamen laat thuis.

A

Ze maakten lange dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ze maakten lange dagen en … (came home late).

A

kwamen laat thuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ze … (earned) weinig en hadden nauwelijks vakantie

A

verdienden

Regelmatig werkwoord: ver-DIE-nen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

… (Women had many children).

A

Vrouwen kregen veel kinderen

19
Q

Vrouwen kregen veel kinderen. Daardoor … (they were bound to home).

A

waren ze gebonden aan huis.

Bijvoeglijk naamwoord: ge-BON-den

20
Q

… (Definitely if a child is just born), heeft het de moeder nodig.

A

Zeker als een kind pas geboren is

Bijvoeglijk naamwoord: ge-BO-ren

21
Q

Zeker als een kind pas geboren is, … (it needs the mother).

A

heeft het de moeder nodig

22
Q

De moeder is dan natuurlijk nog niet sterk genoeg … (to work all day) en tegelijk voor het kind te zorgen.

A

om de hele dag te gaan werken

23
Q

De moeder is dan natuurlijk … (not yet strong enough) om de hele dag te gaan werken en tegelijk voor het kind te zorgen.

A

nog niet sterk genoeg

24
Q

De moeder is dan natuurlijk nog niet sterk genoeg om de hele dag te gaan werken en … (at the same time, while) voor het kind te zorgen.

A

tegelijk

25
Q

De moeder is dan natuurlijk nog niet sterk genoeg om de hele dag te gaan werken en tegelijk … (take care of the child).

A

voor het kind te zorgen.

26
Q

… (Because women had to stay at home), verdienden ze ook geen geld.

A

Doordat vrouwen thuis moesten blijven

27
Q

Doordat vrouwen thuis moesten blijven, … (they did not earn also any money).

A

verdienden ze ook geen geld.

28
Q

… (that situation has changed fortunately).

A

Die situatie is gelukkig veranderd.

29
Q

Vrouwen zijn nu veel minder aan huis gebonden dan … (in the past).

A

in het verleden

30
Q

Gemiddeld krijgen vrouwen in ons land … (only) twee kinderen.

A

nog slechts

31
Q

Vrouwen met een baan mogen, wanneer het kind wordt geboren, … (for several months stay at home).

A

een aantal maanden thuisblijven

32
Q

Vrouwen met een baan mogen, wanneer … (the child is born), een aantal maanden thuisblijven.

A

het kind wordt geboren

33
Q

En ze … (just get paid). We zien dan ook dat tegenwoordig veel vrouwen een baan hebben.

A

worden gewoon betaald

34
Q

… (The result is that) de vrouw onmogelijk thuis alles kan doen.

A

Het gevolg is dat

35
Q

Het gevolg is dat de vrouw … (impossible) thuis alles kan doen.

A

onmogelijk

36
Q

Daarvoor is ook … (no reason). De man heeft meer vrije tijd.

A

geen enkele reden

37
Q

… (After all, everyone now works) veel korter dan vroeger.

A

Iedereen werkt nu immers

38
Q

… (The household chores, ev işleri ) moeten daarom verdeeld worden.

A

De taken in het huishouden

39
Q

De taken in het huishouden moeten daarom … (to be divided).

A

verdeeld worden

40
Q

Dat betekent dat ook een man energie … (must put in the household).

A

moet steken in het huishouden

41
Q

… (That fits/suits in) een moderne maatschappij.

A

Dat past in

42
Q

Dat past in … (a modern society).

A

een moderne maatschappij

Zelfstandig naamwoord: de maat-schap-PIJ

43
Q

… (Doesn’t everyone agree on that?)

… (Does everyone agree on that?)

A

Daarover is iedereen het toch wel eens?
Daarover is iedereen het wel eens?

eens:once
het eens :to be in agreement, hemfikir

44
Q

Daarover is iedereen het toch wel eens? … (Or does someone have a different opinion?)

A

Of heeft iemand een andere mening?