Delftse 18 Flashcards
… (Do you come from a big family)?
- Mijn ouders hebben zes kinderen. Ik heb drie broers en twee zussen.
Kom jij uit een groot gezin?
Kom jij uit een groot gezin?
- … (My parents have six children). Ik heb drie … (brothers) en twee … (sisters).
Mijn ouders hebben zes kinderen
broers
zussen
… (Does your family also live in the Netherlands)?
- Alleen mijn jongste zus.
Woont jouw familie ook in Nederland
Woont jouw familie ook in Nederland?
- Alleen mijn jongste zus. … (She is married to a Dutchman).
Zij is getrouwd met een Nederlander.
Regelmatig werkwoord: TROU-wen ik trouw jij/u trouwt hij/zij trouwt wij/zij/jullie trouwen ik/jij/u/hij/zij trouwde wij/zij/jullie trouwden hij is getrouwd
… (Because of that) kent ze beter Nederlands dan ik.
Daardoor
Daardoor … (she knows Dutch better than I ).
kent ze beter Nederlands dan ik
… (They have three children, two boys and a girl).
Ze hebben drie kinderen, twee jongens en een meisje.
Maar … (the rest of my family) woont niet in Nederland.
de rest van mijn familie
… (Do you often visit your sister?)?
- Ja, ik help haar regelmatig met de kinderen.
Ga je vaak bij je zus op bezoek?
op bezoek:to visit
het be-ZOEK: visit
Onregelmatig werkwoord: be-ZOE-ken ik bezoek jij/u bezoekt hij/zij bezoekt wij/zij/jullie bezoeken ik/jij/u/hij/zij bezocht wij/zij/jullie bezochten hij heeft bezocht
Ga je vaak bij je zus op bezoek?
- Ja, … (I help her regularly) met de kinderen.
ik help haar regelmatig
… (She is very busy), want ze werkt vier dagen per week.
Zij heeft het erg druk
… (It’s very crowded / It is very busy).
Het is erg druk.
Zij heeft het erg druk, … (because she works four days a week).
want ze werkt vier dagen per week.
… (Both your parents are still alive)?
- Gelukkig wel.
Leven je beide ouders nog
Leven je beide ouders nog?
- … (Fortunately.).Ze zijn nog gezond en flink, ze zorgen voor zichzelf.
Gelukkig wel.
Leven je beide ouders nog?
- Gelukkig wel. Ze zijn … (still healthy and fit), ze zorgen voor zichzelf.
nog gezond en flink
Leven je beide ouders nog?
- Gelukkig wel. Ze zijn nog gezond en flink, … (they take care of themselves.).
ze zorgen voor zichzelf.
zorgen voor: take care of
Regelmatig werkwoord: ZOR-gen ik zorg jij/u zorgt hij/zij zorgt wij/zij/jullie zorgen ik/jij/u/hij/zij zorgde wij/zij/jullie zorgden hij heeft gezorgd
… (But recently) zijn ze wel gestopt met werken.
Maar onlangs