Delftse 17 Flashcards

1
Q

De telefoon bij de dokter, de heer Jansen, … (rings).

A

gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De assistente … (answers, picks up).

A

neemt op

opnemen: grabbing and lifting
vb: hij nam de telefoon op

Onregelmatig werkwoord: OP-ne-men
ik neem op (... ik opneem)
jij/u neemt op (... jij opneemt)
hij/zij neemt op (... hij opneemt)
wij/zij/jullie nemen op (... wij opnemen)
ik/jij/u/hij/zij nam op (... ik opnam)
wij/zij/jullie namen op (... wij opnamen)
hij heeft opgenomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • Met de assistente van dokter Jansen.

Goedemorgen, … (you speak with) Springer.

A

u spreekt met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Goedemorgen, … (what can I do for you?)?

A

wat kan ik voor u doen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Ik bel voor mijn vrouw. … (She is a patient of you).

A

Zij is patiënt bij u.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

… (She already feels herself) al een paar dagen erg slecht.

A

Ze voelt zich al

Regelmatig werkwoord: VOE-len
ik voel
jij/u voelt
hij/zij voelt
wij/zij/jullie voelen
ik/jij/u/hij/zij voelde
wij/zij/jullie voelden
hij heeft gevoeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ze voelt zich al … (a couple of days) erg slecht.

A

een paar dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik wil haar graag door de huisarts … (to be examined).

A

laten onderzoeken

Onregelmatig werkwoord: on-der-ZOE-ken
ik onderzoek
jij/u onderzoekt
hij/zij onderzoekt
wij/zij/jullie onderzoeken
ik/jij/u/hij/zij onderzocht
wij/zij/jullie onderzochten
hij heeft onderzocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kan ik nu … (make an appointment for her)?

- Eh, even kijken. (let’s see, bir bakalım)

A

een afspraak voor haar maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Even kijken. Ze kan om half twee … (come to the surgery hour / muayene saatinede gelsin).

A

op het spreekuur komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

O, ik zou graag willen dat de dokter … (comes to us.).

A

bij ons langskomt

Onregelmatig werkwoord: LANGS-ko-men
ik kom langs (… ik langskom)
jij/u komt langs (… jij langskomt)
hij/zij komt langs (… hij langskomt)
wij/zij/jullie komen langs (… wij langskomen)
ik/jij/u/hij/zij kwam langs (… ik langskwam)
wij/zij/jullie kwamen langs (… wij langskwamen)
hij is langsgekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

… (That will be difficult). Lukt het echt niet om op het spreekuur te komen?

A

Dat wordt moeilijk

Onregelmatig werkwoord: WOR-den
ik word
jij/u wordt
hij/zij wordt
wij/zij/jullie worden
ik/jij/u/hij/zij werd
wij/zij/jullie werden
hij is geworden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dat wordt moeilijk. … (Is it really impossible to) op het spreekuur te komen?

A

Lukt het echt niet om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik ben bang van niet. … (She almost couldn’t walking because of the pain).

A

Ze kan bijna niet lopen van de pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

… (A moment). Ik zal even overleggen met dokter Jansen

A

Een ogenblikje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een ogenblikje. … (I will consult ) met dokter Jansen

A

Ik zal even overleggen

Regelmatig werkwoord: o-ver-LEG-gen
ik overleg
jij/u overlegt
hij/zij overlegt
wij/zij/jullie overleggen
ik/jij/u/hij/zij overlegde
wij/zij/jullie overlegden
hij heeft overlegd
17
Q

… (What is it exactly) met haar aan de hand.

A

Wat is er precies

18
Q

Wat is er precies … (wrong with her).

A

met haar aan de hand

19
Q

Ze heeft … (awful much pain), vooral in haar hoofd.

A

vreselijk veel pijn

vreselijk: awful, feci, son serene

20
Q

Ze heeft vreselijk veel pijn, … (especially in her head).

A

vooral in haar hoofd

21
Q

Het … (It just doesn’t stop.)

A

houdt maar niet op

Onregelmatig werkwoord: OP-hou-den: to stop
ik houd op (… ik ophoud)
jij/u houdt op (… jij ophoudt)
hij/zij houdt op (… hij ophoudt)
wij/zij/jullie houden op (… wij ophouden)
ik/jij/u/hij/zij hield op (… ik ophield)
wij/zij/jullie hielden op (… wij ophielden)
hij is opgehouden

22
Q

Het … (has stopped) met regenen.

A

is opgehouden

23
Q

En ze … (has not slept for two nights.).

A

heeft al twee nachten niet geslapen.

24
Q

… (Her face) is ook helemaal rood.

A

Haar gezicht

25
Q

… (Does she have a fever)?

A

Heeft ze koorts?

26
Q

… (What do you mean?)

A

Wat bedoelt u?
Wat bedoel je precies? (what exactly do you mean?)

be-DOE-len

27
Q

Hebt u … (measured her temperature?)?

- Ja, ja, ja, ze heeft 40.2! Dat is toch ernstig!

A

haar temperatuur opgenomen

Opnemen: To measure how big it is or how long it takes
vb: heb je de tijd opgenomen?
de tijd opnemen [meten hoe lang het duurt]

28
Q

Hebt u haar temperatuur opgenomen?

- Ja, ja, ja, ze heeft 40.2! … (That’s serious, isn’t it)!

A

Dat is toch ernstig!

ernstig:serious

29
Q

Dat is … (indeed very high). Ik kom zo snel mogelijk even langs, rond half zes denk ik.

A

inderdaad zeer hoog

30
Q

Dat is inderdaad zeer hoog. Ik kom … (as quickly as possible) even langs, rond half zes denk ik.

A

zo snel mogelijk

31
Q

Dat is inderdaad zeer hoog. Ik … zo snel mogelijk… (come to you) , rond half zes denk ik.

A

kom … even langs

32
Q

O fijn. … (What can I do for her in the meantime)?

A

Wat kan ik ondertussen voor haar doen?

ondertussen: bu arada

33
Q

… (Nothing special). Geeft u haar in ieder geval voldoende te drinken.

A

Niks bijzonders

34
Q

Niks bijzonders. Geeft u haar … (in any case, anyway, her durumda ) voldoende te drinken.

A

in ieder geval

35
Q

Niks bijzonders. Geeft u haar in ieder geval … (plenty/enough to drink).

A

voldoende te drinken

36
Q

Goed, … (I’ll do that). Dank u wel dokter. Tot straks.

A

dat zal ik doen