Learn Dutch Voc 35 Flashcards
Bart zegt: ‘__________________________’ (Dutch is an easy language). Gianluca zegt: ‘Bart is erg optimistisch. Ik vind Nederlands een beetje moeilijk…’
Nederlands is een makkelijke taal.
Lars houdt van de natuur. ______________ (He likes the color green). In de zomer vindt hij het bos heel mooi.
Hij houdt van de kleur groen
Het grachtenpand is _________________ (narrow). Het is twee meter breed. __________(That is very narrow.).
smal
Dat is heel smal
het grachtendpand: the canal house
De kok wil altijd weten hoe de smaak van het eten is. Hij eet daarom heel veel. Hij is zeker niet dun. Nee, _______________________(the cook is a bit fat).
de kok is een beetje dik
_________________(Do you find Dutch easy?)? Hm… een beetje. Soms vind ik de taal ook wel een beetje moeilijk, de grammatica … (for example). En jij?
Vind jij Nederlands makkelijk?
bijvoorbeeld
Ze zeggen dat jongens van blauw houden en … (that girl loves pink). … (Is that really true? )? Het varken op de boerderij is roze een beetje grijs.
dat meisje van roze houden
Is dat echt zo? / Is dat echt waar?
Is \_\_\_\_\_\_\_\_\_\_ (the earth flat or round)? – Weet je dat echt niet? Rond natuurlijk!
de aarde plat of rond
Is de aarde plat of rond?
– … (You really don’t know that)? Rond natuurlijk!
Weet je dat echt niet?
Het T-shirt van de Nederlandse voetbalvrouwen is ______________. … (That is the national color of the Netherlands.).
oranje
Dat is de nationale kleur van Nederland
Een banaan ______________(and a lemon are yellow).
en een citroen zijn geel
We zijn op een brede snelweg en de auto is kapot! Hij rijdt niet meer! Mijn man zet ___________ (a triangle behind the car).
een driehoek achter de auto
We wachten al drie minuten. Het verkeerslicht kan nu _________ ( any moment) op groen gaan.
ieder moment
Je moet hier wachten! Zie je _____________(the traffic light) niet?
het stoplicht
Marieke en Gianluca drinken ___________ (each) een glas rode wijn.
elk
Zullen we maandag of dinsdag samen iets doen?
– Nee, dat kan niet… Ik moet _________ (both days) werken.
beide dagen