Delftse 23 (30-29 May) Flashcards
Op vrijdag 2 juli … (next ) geven wij een feest.
a.s. (aanstaande)
… (Our company exists) 10 jaar.
Ons bedrijf bestaat
Onregelmatig werkwoord: be-STAAN ik besta jij/u bestaat hij/zij bestaat wij/zij/jullie bestaan ik/jij/u/hij/zij bestond wij/zij/jullie bestonden hij heeft bestaan
… (All in all reason) genoeg voor een feest.
Al met al reden
… (We appreciate it / We would be glad) als jullie komen.
We stellen het op prijs
… (Just let us know) (010 - 541 32 40) of we op jullie kunnen rekenen.
Laat ons even weten
Laat ons even weten (oio - 541 32 40)
of … (we can count on you/ sizi bekleyebiliriz, hesaba katabiliriz).
we op jullie kunnen rekenen.
Regelmatig werkwoord: RE-ke-nen
Morgen … (I’m going to a party) van Nederlandse vrienden.
ga ik naar een feest
… (A great opportunity) om kennis te maken met Nederlanders.
Een mooie gelegenheid
Zelfstandig naamwoord: ge-LE-gen-heid
de gelegenheid
de gelegenheden
Een mooie gelegenheid … (to meet Dutch people).
om kennis te maken met Nederlanders.
… (What exactly happens) op een Nederlands feest?
Kun je me dat vertellen?
Wat gebeurt er precies
Wat gebeurt er precies … (at a Dutch party)?
Kun je me dat vertellen?
op een Nederlands feest
Wat gebeurt er precies op een Nederlands feest?
… (Can you tell me that)?
Kun je me dat vertellen?
Kun je me dat vertellen?
- … (When you enter), ga je eerst naar de mensen die het feest hebben georganiseerd.
Als je binnenkomt
Kun je me dat vertellen?
- Als je binnenkomt, ga je eerst naar de mensen … (who organized the party).
die het feest hebben georganiseerd.
… (Usually you bring something for them), bijvoorbeeld bloemen, of een fles wijn, een boek of iets anders waarvan je denkt dat ze het leuk zullen vinden.
Meestal breng je iets voor ze mee
Onregelmatig werkwoord: MEE-bren-gen: bring with
ik breng mee (… ik meebreng)
jij/u brengt mee (… jij meebrengt)
hij/zij brengt mee (… hij meebrengt)
wij/zij/jullie brengen mee (… wij meebrengen)
ik/jij/u/hij/zij bracht mee (… ik meebracht)
wij/zij/jullie brachten mee (… wij meebrachten)
hij heeft meegebracht
Meestal breng je iets voor ze mee, bijvoorbeeld bloemen, of een fles wijn, een boek of iets anders waarvan je denkt … (that they will like it).
dat ze het leuk zullen vinden.
Meestal breng je iets voor ze mee, bijvoorbeeld bloemen, of een fles wijn, een boek of iets anders … (from what/ that you think) dat ze het leuk zullen vinden.
waarvan je denkt
… (If you go with friends), kun je die er ook bij betrekken. Dan geef je samen een cadeau.
Als je samen met vrienden gaat
Als je samen met vrienden gaat, kun je die er ook … (involve in). Dan geef je samen een cadeau.
bij betrekken
Onregelmatig werkwoord: be-TREK-ken ik betrek jij/u betrekt hij/zij betrekt wij/zij/jullie betrekken ik/jij/u/hij/zij betrok wij/zij/jullie betrokken hij heeft betrokken