Chunk 13 Flashcards

1
Q

… (I cannot concentrate well on my homework).

A

Ik kan me niet goed concentreren op mijn huiswerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

… (je moet actief zijn / You must have something on your hands ( to stay busy) ).

A

Je moet iets om handen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

… (You’ve also been unlucky). Het is vervelend.

A

Je hebt ook pech gehad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je hebt ook pech gehad. … (It’s annoying/Sinir bozucu).

A

Het is vervelend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

… (Let it go).

Olifantje in het bos
… (Don’t let go of your mom/ Anneni bırakma)
Anders raak je de weg nog kwijt
En dan heb je straks nog spijt

A

Het loslaten

Laat je mamma toch niet los

Onregelmatig werkwoord: LOS -la-ten
ik laat los (… ik loslaat)
jij/u laat los (… jij loslaat)
hij/zij laat los (… hij loslaat)
wij/zij/jullie laten los (… wij loslaten)
ik/jij/u/hij/zij liet los (… ik losliet)
wij/zij/jullie lieten los (… wij loslieten)
hij heeft losgelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

… (We postpone our plan).

A

We stellen ons plan uit.

Regelmatig werkwoord: UIT-stel-len :verschuiven naar een later tijdstip

ik stel uit (… ik uitstel)
jij/u stelt uit (… jij uitstelt)
hij/zij stelt uit (… hij uitstelt)
wij/zij/jullie stellen uit (… wij uitstellen)
ik/jij/u/hij/zij stelde uit (… ik uitstelde)
wij/zij/jullie stelden uit (… wij uitstelden)
hij heeft uitgesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

succeed * fail

A

lukken * mislukken

Regelmatig werkwoord: LUK-ken: het met succes doen
het lukt
zij lukken
het lukte
zij lukten
het is gelukt

vb: kun je dit dragen? ja, het lukt

Regelmatig werkwoord: mis-LUK-ken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik wil je bezoeken, … (but I can’t get a day off).

A

maar ik kan geen dag vrij krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat ga je doen?

-Ik ga naar de bakker, … (since I am hungry).

A

aangezien ik honger heb

aangezien: as, since, more formal. Bu bağlaç olarak kullanıldığında vurgu ile cümlede.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

… (He decided not to come) omdat hij geen zin heeft.

A

Hij besluit niet te komen

Onregelmatig werkwoord: be-SLUI-ten
ik besluit
jij/u besluit
hij/zij besluit
wij/zij/jullie besluiten
ik/jij/u/hij/zij besloot
wij/zij/jullie besloten
hij heeft besloten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ze neemt de intercity, … (so she will be in Eindhoven soon).

A

zodat ze gauw in Eindhoven is.
dus ze is gauw in Eindhoven.

gauw: soon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Staat er ook … (a quality mark) op de vis?

Er zijn 2 merken: vrije vangst/ geteeld

A

een keurmerk

Zelfstandig naamwoord: KEUR-merk
het keurmerk
de keurmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Staat er ook een keurmerk op de vis?

Er zijn 2 merken: … (free catch / farmed).

A

vrije vangst/ geteeld

vrije vangst: ASC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Er moet nog … (a little parsley/biraz maydanoz) in de soep.

A

een beetje peterselie

Zelfstandig naamwoord: de pe-ter-SE-lie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

… (A bit of mint/ Biraz nane) in de kruidenthee is erg lekker.

A

Een beetje munt

Zelfstandig naamwoord: de munt
de munten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

We gingen … (by ferry / feribot ile) naar Den Helder naar Texel

A

met de veerboot

de VEERboot

17
Q

… (The Netherlands is the size of Konya.).

A

Nederland is de grootte van Konya.

de GROOT-te: hoe lang, breed of hoog het is.

18
Q

Ik houd van vakantie … (on the Aegean coast/ Ege kıyısında ).

A

aan de Egeïsche kust

de kust: strook land langs de zee, grens tussen land en zee