Chunk 6 Flashcards

1
Q

… (What time did you arrive)?

-Ik ben om 2 uur … (arrived)

A

Hoe laat bent u aangekomen?
aangekomen

  • dikker worden
    vb: ik ben 1 kilo aangekomen
  • pijn doen
    vb: die klap kwam hard aan
  • even vastpakken, tegen iets of iemand aankomen
    vb: mijn arm doet pijn, je mag daar niet aankomen
    synoniemen: aanraken aanroeren aanzitten
  • na een reis ergens komen
    vb: de trein komt om drie uur aan

Onregelmatig werkwoord: AAN-ko-men
ik kom aan (… ik aankom)
jij/u komt aan (… jij aankomt)
hij/zij komt aan (… hij aankomt)
wij/zij/jullie komen aan (… wij aankomen)
ik/jij/u/hij/zij kwam aan (… ik aankwam)
wij/zij/jullie kwamen aan (… wij aankwamen)
hij is aangekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

… (What time do you leave home)?

-Meestal rond acht uur.

A

Hoe laat gaat u weg van huis?

WEGgaan:

  • van deze plaats vandaan gaan
    vb: gisteren was Jan hier, maar vanmorgen is hij weggegaan
    synoniemen: vertrekken heengaan opbreken smeren wegwezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In het algemeen probeer ik rond acht uur … (to go away., to leave).

A

weg te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… (What is the difference between) ‘hen’ en ‘hun’?

A

What is het verschil tussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

… (What are the differences between) ‘hen’ en ‘hun’?

A

Wat zijn de verschillen tussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

We proberen te … (get used to) onze nieuwe levensstijl

A

wennen aan

Regelmatig werkwoord: WEN-nen
ik wen
jij/u went
hij/zij went
wij/zij/jullie wennen
ik/jij/u/hij/zij wende
wij/zij/jullie wenden
hij is gewend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mensen die mogelijk ebola hebben, … (are quarantined).

A

worden in quarantaine geplaatst.

Quarantaine (karaanTEYnı)
mogelijk: possible
zo snel mogelijk: as soon as possible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onze hond is altijd … (uslu, obedient).

Wij zijn … (good citizens).

A

braaf (uslu)

brave burgers ( itaatkar vatandaş)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

… (He’s a bit shy).

A

Hij is een beetje verlegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

… (I’ll send you a text message.).

A

Ik stuur je een appje.

whatsappen=appen
appen (eppın): berichten versturen via de app WhatsApp
Regelmatig werkwoord: èp-pen
ik app
jij/u appt
hij/zij appt
wij/zij/jullie appen
ik/jij/u/hij/zij appte
wij/zij/jullie appen
hij heeft geappt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Er zaten in de bus wel tien jongeren … (to text message).

A

te sms’en

sms’en (es-em-ES-sen) : een tekstbericht versturen met een mobiele telefoon

Regelmatig werkwoord: es-em-ES-sen
ik sms
jij/u sms't
hij/zij sms't
wij/zij/jullie sms'en
ik/jij/u/hij/zij sms'te
wij/zij/jullie sms'ten
hij heeft ge-sms't
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

… (What is the meaning of) pinnen?

… (What does mean) pinnen?

A

Wat is de betekenis van
Wat betekent

pinnen=geld uit de muur halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

… (Often / normally) komt de post ‘s middags

A

Vaak / normaal gesproken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

… (Do you understand?)

-Ik snap niet wat je zegt.

A

Snap je? / Begrijp je?

snappen=begrijpen
Begrijp je het?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mensen begrijpen … (the value of) water beter . In de toekomst zal er minder water zijn. Wij moeten voorzichtig zijn.

A

de waarde van

waarde: value
waardetransport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De taxi (transport) de passagiers naar het station.

A

vervoert

vervoeren meestal voor mensen
transporteren meestal voor dingen

Regelmatig werkwoord: ver-VOE-ren

het openbaar vervoer: the public transport

17
Q

Ze … (have transported the box) naar de haven.

A

hebben de kist getransporteerd

Regelmatig werkwoord: trans-por-TE-ren

18
Q

… (He is bored).

A

Hij verveelt zich

vervelen zich: to be bored

19
Q

We lopen … (on the sidewalk/ kaldırımda).

A

op de stoep

20
Q

Ik kan drie … (take passengers in) deze auto

A

passagiers meenemen in
(passajiır)
uitspraak: pas-sa-JIER

21
Q

Arden heeft … (while playing) leren.

A

spelenderwijs

leer je spelenderwijs=learn while playing

22
Q

Ik … (took notes).

A

maakte notities /aantekeningen

23
Q

… [wis en waarachtig- sure en true!]

A

vast en zeker