Chunk 10 (7- 7 Juni) Flashcards

1
Q

… (I have memorized it).

A

Ik heb het uit mijn hoofd geleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

… (likewise/ Aynı şekilde/Voor mij ook)

A

Eensgelijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

… (Hiç anlamıyorum / I do not understand)

… (Artık his anlamıyorum / I don’t get it anymore)

A

Ik snap er niets van

Ik snap er niets meer van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

maar zij worden in de totale bevolking … (not counted / not included).

A

niet meegeteld

meetellen: to include

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

… (It’s not fair).

A

Het is niet eerlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

… (I miss my family members).

A

Ik mis mijn familieleden

het lid
de leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ik zet … (wooden spoons and plastic things) niet in de afwasmachine.

A

houten lepels en plastic dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

… (Arden woke up early).

A

Arden werd vroeg wakker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

… (I’ve been awake since 6 am)

… (I woke up at 6 am)

A

Ik ben sinds 6 uur wakker

Ik werd om 6 uur wakker

wakker zijn: to be awake
wakker worden: to wake

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

… (I woke up at 6 am)

… (I got up at 6.15 am).

A

Ik werd om 6 uur wakker. = uyandım

Ik stond op om 6.15 uur. = kalkıp hazırlandım

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

… (Does it make sense?/ Mantıklı mı?)

A

Is het logisch?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

… (I want to ask you something).

A

Ik wil je iets vragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

… (Sorry for your loss / Başsağlığı diliyorum).

A

Gecondoleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

… (How bad / How terrible)

A

Wat erg / Wat vreselijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

… (We wish you much strength in this difficult time).

A

Wij wensen u veel sterkte in deze moeilijke tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

… (If you need anything, we are there for you).

A

Als u iets nodig hebt, staan wij voor u klaar.

17
Q

… (I looked up the words I didn’t know.).

A

De woorden die ik niet wist, zocht ik op.

18
Q

… (In the past) liep ik hard, … (but not anymore). Want het is niet goed voor de knieën.

A

In het verleden … maar nu niet meer

19
Q

… (I feel troubled/ Sıkıntılı hissediyorum).

A

Ik voel me bezwaard.

20
Q

… (He does not feel well).

A

Hij voelt zich niet lekker