Routledge 2.1 Flashcards

1
Q

Mag ik …. ? (Could you pass me the milk, please?)

-De melk … (is finished)

A

Mag ik de melk even?

-De melk is op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

…. (Is there still cheese?)

  • … (No, there is no more cheese)/
  • … (No, the cheese is finished)
A

Is er nog kaas?

  • Nee, er is geen kaas meer.
  • Nee, de kaas is op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • … (Are there still potatoes?)
  • … ( No, there are no more potatoes)
  • … (No, the potatoes is finished)
A

Zijn er nog aardappelen?

  • Nee, er zijn geen aardappelen meer. /
  • Nee, de aardappelen zijn op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

… (Could I have a glass of milk, please?)

A

Mag ik een glas melk, alstublieft?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

… (Is there no milk any more?) 0, wat jammer.

A

Is er geen melk meer?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is er geen melk meer? … (What a shame.)

A

0, wat jammer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neem … , joh. (Why don’t you take something else man/mate?)

A

Neem dan wat anders, joh.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Misschien …? (Maybe you can take something else?)

A

kun je iets anders nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Er is alweer geen koffie.

A
  • Dan moet je maar koffie kopen.
  • Neem wat anders, joh.
  • Kun je niet wat anders nemen?
    alweer: again
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ik heb alweer een slecht cijfer.

A
  • Dan moet je maar hard werken.

- 0 jee, hoe komt dat? (Oh dear, how come?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ik heb alweer een pukkel op mijn gezicht.

A

-Dan moet je maar Clearasil gebruiken.
-0 jee, doe er wat make-up op.
Misschien kun je er wat make-up op doen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De treinen waren alweer vertraagd vandaag. En ik was dus weer te laat op mijn werk.

A
  • Dan moet je maar vroeger van huis gaan.
  • Misschien moet je iets vroeger opstaan?
    vertraagd: delayed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ik ben alweer natgeregend.

  • …. ( But you have to) een paraplu meenemen.
  • … paraplu meenemen? (Can’t you bring an umbrella?)
A
  • Dan moet je maar een paraplu meenemen.
    meenemen: to take with you
  • Kun je geen paraplu meenemen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

… (Would you like some) pasta? (wijn/saus/couscous/etc.)?

  • Ja, graag./ Ja, een klein beetje, graag.
  • Nee, dank je. / Nee, dank je, ik zit vol./ Nee, dank je. Het was lekker.
A

Wil je nog een beetje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wil je nog een beetje saus?

  • Ja, graag./ Ja, … (Just a little, please).
  • Nee, dank je. / Nee, dank je, ik zit vol./ Nee, dank je. Het was lekker.
A

een klein beetje, graag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wil je nog een beetje wijn?

  • Ja, graag./ Ja, een klein beetje, graag.
  • Nee, dank je. / Nee, dank je, … (I’m full)./ Nee, dank je, … (it was nice/tasty).
A

ik zit vol (daha çok evde kullanılır)

het was lekker.

17
Q

… (Is there still some soup?)

-Sorry, de soup is op.

A

Is er nog een beetje soep?

18
Q

… (Can I have some more cheese)?

-Sorry, er is geen kaas meer.

A

Mag ik nog wat kaas?

19
Q

… (Are there still some potatoes)?

-Ja, er zijn nog aardappelen.

A

Zijn er nog wat aardappelen?