ZO.3 - Embryogenese van schedel en aangezicht Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Q

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke hoofdstukken van Carlson komt de ontwikkeling van het hoofd/halsgebied aan bod?

A

Hoofdstuk 6, 9, 12, 13 en 14.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit kunnen de verschillende delen van de schedel worden onderverdeeld?

A

Op grond van type verbening (kraakbeenverbening vs desmale verbening) en embryonale herkomst (neurale lijst vs paraxiaal mesoderm).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het stomodeum?

A

De primitieve mondholte, gelegen tussen het zich vormende hart en de voorhersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke structuren ontstaan uit de prechordale plaat, somitomeren en de eerste vier somieten?

A

De schedelbasis en een groot deel van de spieren van het hoofd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke structuur is dominant in het kopplooigebied?

A

De neurale buis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de embryonale oorsprong van een deel van het bindweefsel in het hoofd?

A

De neurale lijst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke structuren dragen bij aan de vorming van de bovenlip?

A

De processi maxillaris en nasalis medialis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke welvingen fuseren eerst bij de vorming van het aangezicht?

A

De processi nasalis medialis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat ontstaat uit de fusie van de processi nasalis medialis?

A

Het philtrum, de premaxillaire bovenkaak, en het primaire palatum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom ontstaat een gespleten lip meestal links, rechts of bilateraal van de middellijn?

A

Door een verstoorde fusie van de processi maxillaris met het intermaxillaire segment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar bevindt zich de spleet bij een gespleten gehemelte (palatoschisis)?

A

In de mediaanlijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke structuur is betrokken bij de sluiting van het gehemelte en de neus?

A

Het neusseptum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke welvingen dragen bij aan de vorming van de neus?

A

De processi nasalis laterales en mediales, en de frontonasale welving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke welving komt de onderkaak voort?

A

De processus mandibularis (eerste kieuwboog).

17
Q

Welke andere structuur vertoont vaak afwijkingen bij verstoorde ontwikkeling van de onderkaak?

A

De oorschelp.

18
Q

Welk kraakbeenstructuur ligt rond het oorblaasje en welk deel van de schedelbasis ontstaat hieruit?

A

Cartilago peri-otica, waaruit het rotsbeen (pars petrosum van het os temporale) ontstaat.

19
Q

Aan welk deel van het chondrocranium dragen de somieten bij?

A

Het os occipitale.

20
Q

Welke beenderen vormen het schedeldak?

A

De twee os frontales en de twee os parietales.

21
Q

Welke afwijking ontstaat door verstoorde ontwikkeling van het schedeldak?

A

Craniosynostose.

22
Q

Welke kleur heeft het kraakbeenskelet van de kieuwbogen in Carlson afb. 9-26?

23
Q

Welke beenderen ontstaan door chondrale verbening uit het eerste kieuwbooggebied?

A

De malleus en de incus.

24
Q

Welke spieren ontstaan uit de myotomen in de eerste kieuwboog?

A

Kauwspieren (m. masseter, m. temporalis, m. pterygoidei), venter anterior van de m. digastricus, m. mylohyoideus, m. tensor tympani en m. tensor veli palatini.

25
Q

Door welke zenuw worden de spieren van de eerste kieuwboog geïnnerveerd?

A

De n. trigeminus (n. V).

26
Q

Welke zenuw verzorgt de sensibele innervatie van de onderkaak?

A

De n. mandibularis.

27
Q

Welke structuren ontstaan uit de eerste kieuwgroeve en -zak?

A

De buitenste gehoorgang, middenoorholte en tuba auditiva.

28
Q

Wat ontstaat uit de overige kieuwgroeven?

A

Tijdelijke sinussen in het nekgebied, die kunnen leiden tot halscysten en sinussen.

29
Q

Welke structuren ontstaan uit de overige kieuwzakken?

A

De thymus en de bijschildklieren (glandulae parathyroideae).