ZO.3 - Embryogenese van schedel en aangezicht Flashcards
Q
A
Uit welke hoofdstukken van Carlson komt de ontwikkeling van het hoofd/halsgebied aan bod?
Hoofdstuk 6, 9, 12, 13 en 14.
Waaruit kunnen de verschillende delen van de schedel worden onderverdeeld?
Op grond van type verbening (kraakbeenverbening vs desmale verbening) en embryonale herkomst (neurale lijst vs paraxiaal mesoderm).
Wat is het stomodeum?
De primitieve mondholte, gelegen tussen het zich vormende hart en de voorhersenen.
Welke structuren ontstaan uit de prechordale plaat, somitomeren en de eerste vier somieten?
De schedelbasis en een groot deel van de spieren van het hoofd.
Welke structuur is dominant in het kopplooigebied?
De neurale buis.
Wat is de embryonale oorsprong van een deel van het bindweefsel in het hoofd?
De neurale lijst.
Welke structuren dragen bij aan de vorming van de bovenlip?
De processi maxillaris en nasalis medialis.
Welke welvingen fuseren eerst bij de vorming van het aangezicht?
De processi nasalis medialis.
Wat ontstaat uit de fusie van de processi nasalis medialis?
Het philtrum, de premaxillaire bovenkaak, en het primaire palatum.
Waarom ontstaat een gespleten lip meestal links, rechts of bilateraal van de middellijn?
Door een verstoorde fusie van de processi maxillaris met het intermaxillaire segment.
Waar bevindt zich de spleet bij een gespleten gehemelte (palatoschisis)?
In de mediaanlijn.
Welke structuur is betrokken bij de sluiting van het gehemelte en de neus?
Het neusseptum.
Welke welvingen dragen bij aan de vorming van de neus?
De processi nasalis laterales en mediales, en de frontonasale welving.
Uit welke welving komt de onderkaak voort?
De processus mandibularis (eerste kieuwboog).
Welke andere structuur vertoont vaak afwijkingen bij verstoorde ontwikkeling van de onderkaak?
De oorschelp.
Welk kraakbeenstructuur ligt rond het oorblaasje en welk deel van de schedelbasis ontstaat hieruit?
Cartilago peri-otica, waaruit het rotsbeen (pars petrosum van het os temporale) ontstaat.
Aan welk deel van het chondrocranium dragen de somieten bij?
Het os occipitale.
Welke beenderen vormen het schedeldak?
De twee os frontales en de twee os parietales.
Welke afwijking ontstaat door verstoorde ontwikkeling van het schedeldak?
Craniosynostose.
Welke kleur heeft het kraakbeenskelet van de kieuwbogen in Carlson afb. 9-26?
Paars.
Welke beenderen ontstaan door chondrale verbening uit het eerste kieuwbooggebied?
De malleus en de incus.
Welke spieren ontstaan uit de myotomen in de eerste kieuwboog?
Kauwspieren (m. masseter, m. temporalis, m. pterygoidei), venter anterior van de m. digastricus, m. mylohyoideus, m. tensor tympani en m. tensor veli palatini.
Door welke zenuw worden de spieren van de eerste kieuwboog geïnnerveerd?
De n. trigeminus (n. V).
Welke zenuw verzorgt de sensibele innervatie van de onderkaak?
De n. mandibularis.
Welke structuren ontstaan uit de eerste kieuwgroeve en -zak?
De buitenste gehoorgang, middenoorholte en tuba auditiva.
Wat ontstaat uit de overige kieuwgroeven?
Tijdelijke sinussen in het nekgebied, die kunnen leiden tot halscysten en sinussen.
Welke structuren ontstaan uit de overige kieuwzakken?
De thymus en de bijschildklieren (glandulae parathyroideae).