VO.2 - Groei, obesitas en puberteit Flashcards

1
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vragen

A

Antwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vragen stel je in je algemene anamnese?

A

Medische voorgeschiedenis, medicatiegebruik, ontwikkeling, voedingsanamnese, familie anamnese, psychosociaal, puberteitsontwikkeling wanneer passend bij de leeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vragen stel je in je tractusanamnese?

A

Alle tracti nagaan: circulatoir, respiratoir, centraal zenuwstelsel, GI, endocrien, bewegingsapparaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Q: Wat is een primaire groeistoornis?

A

A: Een groeistoornis veroorzaakt door een intrinsiek probleem van het skelet of genetisch materiaal, zoals genetische syndromen of skeletdysplasieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Q: Hoe verloopt de groeicurve bij een primaire groeistoornis?

A

A: Kinderen blijven vanaf jonge leeftijd achter in groei en volgen een afwijkende, vaak lagere, groeicurve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Q: Wat is een secundaire groeistoornis?

A

A: Een groeistoornis waarbij de groei wordt beïnvloed door externe factoren zoals ziekten of omgevingsfactoren, bijvoorbeeld endocriene aandoeningen of ondervoeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Q: Hoe verloopt de groeicurve bij een secundaire groeistoornis?

A

A: De groei is aanvankelijk normaal, maar buigt af zodra de onderliggende aandoening zich ontwikkelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Q: Wat is een idiopathische groeistoornis?

A

A: Een groeistoornis waarvan de oorzaak onbekend blijft ondanks uitgebreid onderzoek. Is gewoon kleiner, maar niet erg snap je

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Q: Hoe verloopt de groeicurve bij een idiopathische groeistoornis?

A

A: De groei is traag maar consistent, met een stabiele, lagere groeicurve zonder abrupte afbuigingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Q: Wat betekent een lengte binnen ±1,6 SD van de target height?

A

A: Dit valt binnen het normale bereik van de genetisch verwachte lengte.

Er buiten is dus niet normale bereik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat vind je van de groeicurve? Onder welke grote groep van groeistoornissen valt de meest waarschijnlijke diagnose van deze patiënt?

A

Afbuigende lengtecurve past bij secundaire groeistoornis: endocriene stoornissen, chronische ziekten, ondervoeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar let je op bij het lichamelijk onderzoek?

A

Lengte, gewicht, schedelomtrek, zithoogte, spanwijdte, bloeddruk, dysmorfe kenmerken, intern lichamelijk onderzoek incl. puberteitsstadium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar denk je aan in je differentiaal-diagnose?

A
  • Endocriene stoornissen (te veel cortisol, te weinig GH, hypothyroidie)
  • chronische ziekten (hart, nieren, darmen)
  • iatrogeen (glucocorticoïden)
  • emotionele deprivatie
  • malnutritie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor aanvullend onderzoek zou je willen doen?

A

Labonderzoek: bloedbeeld, elektrolyten, leverenzymen, nierfunctie, schildklierfunctie, coeliakiescreening, IGF-I, IGFBP-3, X-hand voor skeletleeftijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar kan een te lage IGF-I waarde allemaal bij passen?

A
  • GH deficiëntie
  • GH resistentie
  • tengere lichaamsbouw
  • leverziekten
  • chronische ziekten
  • hypothyreoïdie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Behandeling groeistoornis door lage GH

A

behandeling met groeihormoon,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat voor aanvullende vragen stel je in je anamnese bij obesitas?

A

Brede anamnese: hulpvraag, mogelijke oorzaken (leefstijl, medische pathologie), risicofactoren of co-morbiditeiten, aanpak tot nu toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar let je op bij het lichamelijk onderzoek bij obesitas?

A

Algemene indruk, vetverdeling, spiermassa, cushingoid, lengte en groei, vitale parameters, huid/haar kenmerken, dysmorfe kenmerken, puberteitstadiering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Stel een differentiaal diagnose op voor obesitas.

A

Leefstijl en psychosociale factoren, medische pathologie, syndromale kenmerken, medicatiegebruik.

21
Q

Welk aanvullend onderzoek zet je in bij obesitas?

A

Hormonaal onderzoek, genetisch onderzoek, neurologisch onderzoek, screening op DM2, leversteatose, dyslipidemie, hypertensie, OSAS, vitD deficiëntie.

22
Q

Wat is het advies ten aanzien van behandeling van obesitas?

A

Gecombineerde leefstijlinterventie (voeding, beweging, gedrag), paramedische ondersteuning, psychologische zorg, farmacotherapie, maagoperatie bij uitzondering.

23
Q

Welk hormonen veroorzaken borstgroei ?

A

A: Oestrogeen (zorgen voor de tijdelijke borstontwikkeling bij pasgeborenen.)

24
Q

Q: Waardoor kan hormoon verhoogd in het bloed?

A

A: Tim heeft verhoogde oestrogeen door de overdracht van maternale hormonen via de placenta voor de geboorte.

25
Q

Q: Heb je enig idee wanneer deze borstvorming verdwijnt?

A

Dagen tot weken

26
Q

Q: Wat is je differentiaaldiagnose bij Sanne met borstontwikkeling op 2,5-jarige leeftijd?

A
  • minipuberteit
  • Premature thelarche (vroegtijdige, geïsoleerde borstontwikkeling zonder andere puberteitstekenen)
  • Vroege puberteit (precocious puberty)
  • Oestrogene blootstelling (bijvoorbeeld door crèmes of medicatie)
  • Bijniertumoren
27
Q

Q: Wat is de minipuberteit?

A

A: De minipuberteit is een tijdelijke hormonale activatie van de hypothalamus-hypofyse-gonadas-as bij pasgeborenen, die plaatsvindt in de eerste 3-6 maanden na de geboorte.

28
Q

Q: Wat is pubertas praecox?

A

A: Vroegtijdige puberteit waarbij secundaire geslachtskenmerken vóór de leeftijd van 8 jaar bij meisjes en 9 jaar bij jongens optreden.

29
Q

Q: Wat is centrale pubertas praecox?

A

A: Vroegtijdige activatie van de hypothalamus-hypofyse-gonadas-as, vaak idiopathisch of door een centraal zenuwstelsel probleem zoals een hypothalamustumor.

A: Behandeling met GnRH-agonisten om de puberteit te vertragen.

30
Q

Q: Wat is perifere pubertas praecox?

A

A: Vroegtijdige puberteit veroorzaakt door verhoogde geslachtshormonen onafhankelijk van de hypothalamus-hypofyse-gonadas-as.

A: Behandeling gericht op de onderliggende oorzaak, zoals het verwijderen van tumoren of het aanpassen van hormonale blootstelling.

31
Q

Q: Wat zijn secundaire geslachtskenmerken?

A

A: Fysieke kenmerken die zich ontwikkelen tijdens de puberteit onder invloed van geslachtshormonen, maar niet direct betrokken zijn bij de voortplanting.

32
Q

Q: Welke diagnostiek is nodig bij Sanne?

A
  • X-Hand
  • LH en FSH
  • ## Oestrogeen
33
Q

Q: Wat betekenen de Tanner puberteitsstadia G1A1P2 en testis 2 mL?

A
  • G1: Genitaalstadium 1 = prepuberaal, geen genitale ontwikkeling.
  • A1: Axillaire beharing stadium 1 = geen okselbeharing.
  • P2: Pubisbeharing stadium 2 = begin van schaamhaarontwikkeling (lichte, fijne haartjes).
  • Testis 2 mL: Testikelvolume van 2 mL wijst op het begin van puberteit (puberteit start vanaf 4 mL).
34
Q

Q: Welke hormonen veroorzaken deze veranderingen?

A

Adrenarche: Androgenen zoals DHEA en androsteendion veroorzaken schaamhaar en transpiratiegeur.

Gonadarche: LH en FSH stimuleren de testikels tot productie van testosteron, wat leidt tot testisgroei en verdere puberteitsontwikkeling.

35
Q

Q: In welke organen worden deze hormonen gemaakt?

A

DHEA en androsteendion worden geproduceerd in de bijnierschors.

LH en FSH worden geproduceerd door de hypofyse (onder invloed van GnRH uit de hypothalamus).

Testosteron wordt geproduceerd in de testikels (Leydigcellen).

36
Q

differentiaaldiagnose Tim

A
  • Premature adrenarche (vroegtijdige bijnierschorsactiviteit zonder centrale puberteitsactivatie).
  • Premature pubarge (
  • Vroege puberteit (precocious puberty), vooral als testisvolume toeneemt.
  • Exogene androgenen (bijvoorbeeld blootstelling aan testosteroncrèmes).
  • Bijniertumor of hyperplasie (zoals congenitale bijnierhyperplasie).
  • Centraal zenuwstelsel afwijkingen (zoals hypothalamustumoren bij centrale puberteit).
  • Familiaire vroege puberteit.
37
Q

Q: Welk onderzoek doe je bij Tim?

A
  • X-skelet
  • Lab: 17 OHP, adrosteendion, DHEAS, testosteron
38
Q

Q: Wat is premature pubarche?

A

A: Vroegtijdige ontwikkeling van schaamhaar vóór de leeftijd van 8 jaar bij meisjes en 9 jaar bij jongens, zonder andere tekenen van puberteit.

39
Q

Q: Welke oorzaak ligt meestal ten grondslag aan premature pubarche?

A

A: Vroegtijdige activering van de adrenarche (bijnierschorsactiviteit), wat leidt tot verhoogde productie van androgenen zoals DHEA en androsteendion.

40
Q

Q: Hoe verloopt de behandeling van premature pubarche?

A

Geen behandeling nodig bij een normale variant, enkel follow-up.

Behandeling van onderliggende oorzaak indien pathologisch (zoals bij congenitale bijnierhyperplasie).

41
Q

vanaf welk jaar borstontwikkeling beginnen?

A

13 jaar (te late menarche is dan 15 jaar)

42
Q

Wnr te laat bij jongens?

43
Q

Waar aan moet je denken bij POI?

A
  • Turner (45X)
  • Frag. X
  • Antistoffen
44
Q

Wanneer denk je aan POI?

A

Bij waardes die passen bij postmeno:
Lage oestradiol (onder 30)
Verhoogde LH (15-30) en FSH (25-100)

45
Q

Wie mogen diagnose obestitas vaststellen

A

BIG Geregistreerde zorgverlener

46
Q

Wie screenen obesitas?

A
  • Overgewicht + RF of graad 1 of 2 obesistas dan vanaf 10 jaar screenen
  • Indien graad 3 ondanks leeftijd
47
Q

Waarop screenen?

A
  • Dm2 (IGT), leverstenose
48
Q

Hoe behandelen obesitas?

A

GLI (gecombineerde leefstijl interventie):
- Voeding
- bewegen (min 1u per dag matig bewegen en 3x per week spierversterkend)
- gedrag

Tweede stap is farmacotherapie