Zich Flashcards by muriel verweij

Q

Preoccuparsi

A

Zich zorgen maken

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Passarci sopra

A

Zich eroverheen zetten

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Astenersi

La relazione

A

Zich onthouden

De verhouding

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Tagliarsi

A

Zich snijden

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Bruciarsi

A

Zich verbranden

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Sbagliarsi, avere torto

A

Zich vergissen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Riconciliarsi

A

Zich verzoenen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Cambiare idea . Ripensarci

A

Zich bedenken

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Girarsi

A

Zich omdraaien

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Rivolgersi a

A

Zich wenden tot

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Svolgersi

A

Zich afspelen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Muoversi

A

Zich bewegen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Comportarsi

A

Zich bedragen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Concentrarsi

A

Zich concentreren in

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Interessarsi

A

Zich interesseren in/voor

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Scusarsi

A

Zich verontschuldigen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Opporsi

A

Zich verzetten tegen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Procurarsi

A

Zich verschaffen

Q

Impegnarsi

A

Zich verbinden

Q

Nascondersi

A

Zich verbergen

Q

Fare riscaldamento

A

Zich opwarmen

Q

Trovarsi

A

Zich bevinden

Q

Truccarsi

A

Zich opmaken

Q

Dividersi

A

Zich verdelen in groepen

Q

Immedesimarsi

A

Zich inleven in

Q

Lavarsi
Radersi

Lei la sta lavando (???)

A

Zich wassen
Zich scheren

Ze is haar ‘haar aan het wassen’

Q

Sforzsrsi , mettercela tutta

Rilassarsi

A

Zich inspannen

Zich ontspannen

Q

Costituirsi

A

Zich aangeven

Q

Identificarsi mediante documento

A

Zich legitimeren

Q

Concentrarsi

A

Zich concentreren

Q

Dormire (troppo)

Svegliarsi (troppo tardi)

A

Zich verslapen

N B :Verslappen : afflosciarsi, infiacchirsi

Q

Iscriversi

A

Zich inschrijven

Zich aanmelden

Q

Farsi apprezzare

A

Zich waarmaken

Q

Figurars
!
Immaginarsi

A

Zich voorstellen

Stel je voor!

Q

Atteggiarsi , qualificarsi

A

Zich voorgaan

Q

Unirsi a

A

Zich voegen

Bij

Q

Dirigersi verso

A

Zich richten naar

Q

inserirsi (tra gli invitati)

Presentarsi (in un posto)

A

Zich voegen bij de gasten

Zich vervoegen aan

Q

Rendersi conto

A

Zich realiseren dat

Q

Essere convinti

A

Zich wijsmaken

Q

Avvolgersi nelle coperte

A

Zich in de dekens wikkelen

Q

Limitarsi

A

Zich beperken

Q

Realizzare

A

Zich realiseren