Zich Flashcards
0
Q
Preoccuparsi
A
Zich zorgen maken
1
Q
Passarci sopra
A
Zich eroverheen zetten
2
Q
Astenersi
La relazione
A
Zich onthouden
De verhouding
3
Q
Tagliarsi
A
Zich snijden
4
Q
Bruciarsi
A
Zich verbranden
5
Q
Sbagliarsi, avere torto
A
Zich vergissen
6
Q
Riconciliarsi
A
Zich verzoenen
7
Q
Cambiare idea . Ripensarci
A
Zich bedenken
8
Q
Girarsi
A
Zich omdraaien
9
Q
Rivolgersi a
A
Zich wenden tot
10
Q
Svolgersi
A
Zich afspelen
11
Q
Muoversi
A
Zich bewegen
12
Q
Comportarsi
A
Zich bedragen
13
Q
Concentrarsi
A
Zich concentreren in
14
Q
Interessarsi
A
Zich interesseren in/voor
15
Q
Scusarsi
A
Zich verontschuldigen
22
Q
Opporsi
A
Zich verzetten tegen
23
Q
Procurarsi
A
Zich verschaffen
24
Q
Impegnarsi
A
Zich verbinden
25
Q
Nascondersi
A
Zich verbergen
26
Q
Fare riscaldamento
A
Zich opwarmen
27
Q
Trovarsi
A
Zich bevinden
28
Q
Truccarsi
A
Zich opmaken
29
Q
Dividersi
A
Zich verdelen in groepen
30
Immedesimarsi
Zich inleven in
31
Lavarsi
Radersi
Lei la sta lavando (???)
Zich wassen
Zich scheren
Ze is haar 'haar aan het wassen'
32
Sforzsrsi , mettercela tutta
| Rilassarsi
Zich inspannen
| Zich ontspannen
33
Costituirsi
Zich aangeven
34
Identificarsi mediante documento
Zich legitimeren
35
Concentrarsi
Zich concentreren
36
Dormire (troppo)
| Svegliarsi (troppo tardi)
Zich verslapen
N B :Verslappen : afflosciarsi, infiacchirsi
37
Iscriversi
Zich inschrijven
| Zich aanmelden
38
Farsi apprezzare
Zich waarmaken
39
Figurars
!
Immaginarsi
Zich voorstellen
| Stel je voor!
39
Atteggiarsi , qualificarsi
Zich voorgaan
40
Unirsi a
Zich voegen
| Bij
42
Dirigersi verso
Zich richten naar
43
inserirsi (tra gli invitati)
| Presentarsi (in un posto)
Zich voegen bij de gasten
| Zich vervoegen aan
44
Rendersi conto
Zich realiseren dat
45
Essere convinti
Zich wijsmaken
46
Avvolgersi nelle coperte
Zich in de dekens wikkelen
47
Limitarsi
Zich beperken
48
Realizzare
Zich realiseren
