Auto Flashcards
Qual e’ il numero x le emergenze?
MhpWat is het alarm nummer?m
Stavamo per strada con l’auto in panne.
Wij stonden met pech op weg.
La batteria e’ scarica
De accu is leeg
Il motore perde colpi
De motor stottert
Stotteren : balbettare
Quando e’ pronta di nuovo l auto?
Wanneer is de auto weer klaar?
Triangolo d emergenza
Gevaren.driehoek
Navigatore
Navigatie.systeem
Puo’ caricare la batteria?
Kunt u de accu opladen?
Puo’ cambiare questa gomma?
Kunt u deze band verwisselen?
La macchina non vuole partire
De auto wil niet starten
Il motore si surriscalda
De motor raakt overhit
Il disco orario
De parkeer.schijf
Sporco, surriscaldato
Vuil, oververhit
Benzinaio:
20 litri
Il pieno
Selfservice
Tank.station:
20 liter
Voltanken,aub
Zelfbediening
Bruciato, congelato, rotto
Doorgebrand, bevroren, gebroken
Arrugginito, intasato, consumato
Verroest, verstopt, versleten
Regolato male
Verkeerd afgesteld
Inceppato, incrinato, bloccato
Klemt, gebarsten, geblokkeerd
Vibrare
Trillen
La perdita
Het lek
E’ successo un incidente, ci sono dei deriti
Er is een ongeluk gebeurd, er zijn gevonden
Ci sono solo danni meteriali
Er is alleen materiale schade
Il soccorso stradale
De wagen wacht
La colonnina sos
De praat.paal
L altro ha fatto un errore
De ander heeft een fout gemaakt
L assicurazione civila
De WA verzekering
Fino a che ora posso venire a prendere la macchina?
Tot hoe laat kan ik de auto afhalen?
Ho un geasto a…
Ik heb een defect aan…
Puo’ controllare il livello dell olio?
Wilt u de olie.peil nakijken?
Puoi cambiare l olio?
Kunt u de olie verversen?
Parchimetro
Parkeermeter
Parcheggio (custodito)
Parkeerplaats (bewaakt)
Clacson
Suonare il clacson
Toeter
Toeteren
Posto posteriore
Achterbank
Bagagliaio
Koffer
Rimorchio
Aanhangwagen
Cofano
Kap
Accendere l auto
De auto starten
A max velocita’
Op topsnelheid
Lo stop
Stop.teken
Rimorchiare
Slepen
Veicolo
Voertuig
Superere
Inhalen
Cambiare la marcia
Schakelen
Cappottarsi
Omslaan
A piedi
Te voet, lopend
Scontrarsi
Botsen
Rimorchio
Aanhang.wagen
Aanganger
Griglia x animali
Wildrooster
Il carroattrezzi
De sleep.wagen
Motopech hebben
De wagen.wacht
Situazione modificata
Situatie gewijzigd
Obbligatorio
Verplicht
Eccetto
Uitgezondert
La cunetta rallentatraffico
De drempel
Condizioni del traffico
De verkeers.omstandigheden
Limite di velocita’
Snelheid.beperking van 55
De beperking De limiet (limite fisico)
Nel centro della rotonda
P
In het midden van de rotonde
Entrare in macchina
Stap in de auto
Gira a destra al terzo semaforo
Draai naar rechts bij het derde verkeerslicht
Rood stop.teken
Le condizioni del traffico
Verkeers.omstandingheden
Il limite di velocita’
La multa
De beperking (snelheid.beperking) De bekeuring
Een bekeuring krijgen
Cambiare marcia
Disattivare l allarme
Schakelen
Uitschakelen
De alarm.installatie uitschakelen
La macchina
De auto (m)
Qual e’ l’ anno di costruzione di quest’ auto?
Wat is het bouwjaar van deze auto?
Tenere la destra.
Rechts houden
Aumentare la velocita’
Snellheid opvoeren
L auto aziendale
De auto van de zaak
Rientrare da adesso
Ritsen vanaf nu
Una pozza d olio
Een plas olie
Guiderai prudentemente?
Zul je voorzichtig rijden?
In seconda
In de twede versnelling
Danni alla carrozzeria
Blikschade
Io guido sempre molto prudentemente
Ik rij altijd heel voorzichtig
Bagagliaio
Kofferbak
Sportello davanti sul motore
Motorkap
Ruota di scorta
Reserve wiel
Gancio traino
Trekhaak
Specchi laterali
Zijspiegel
Sirena lampeggiante
Zwaailicht
Appannato
Beslagen
Il tettuccio apribile
Het Schuif.dak
Sistemare una ammaccatura
Een deuk uitslaan (trans)
Uitslaan uscire fuori (intransitivo)
L impatto
De inslaag
Tagliare la strada a qualcuno
Iemand de pas afsnijden
Prendere un passaggio,
Andare in macchina con qualcuno.
Meerijden
Dare la precedenda
Voorrang verlenen
Voorrangs.weg
Diminuire la velocita’
Zijn vaart minderen
Auto
Vlucht.strook
Tenere la destra
Rechts houden
Il guardrail
De vang.rail
Il motociclista
De motor.rijder
Passare col rosso
Door rood rijden
Schiantarsi contro qualcosa
Tegen iets opknallen
Andare (in macchina) con qualcuno
Meerijden
Precedenza
Voorrang
I costruttori di case
De wegenbouwers
Cambiare la marcia
Schakelen
Schaken
Een partijtje schaken
De schaker
Posso parcheggiare qui di notte?
Posso caricare qui?
Mag ik s nachts hier parkeren?
Mag ik hier laden?
Tagliare la stradea
Iemand snijden
Guidare Investire Collidere Fare una deviazione Spingere da dietro
Rijden over Aan Om Achteruit
Sterzare per (evitare) un pedone
Met de auto
Uitwijken
Voor een voetganger
Cofano
Motorkap
Lo scontro
De botsing
Guidare in stato di ebbrezza
Rijden onder invloed
Strada privata
Eigen weg
Guidare senza mantenere le distanze di sicurezza
Bumper.kleven
Bumper : raraurti
Kleven : appiccicare
Tamponare
Botsen op (tegen)
Ik erger me groen en geel op de weg
Onnodig links rijden Bumper.klevers Rechts inhalen Geen richting aangeven Remmen bij een flits.paal Hinderen bij invoegen Oo her laatste moment ritsen Te hard in de bebouwde kom Slechte beweg.wijzering Niet de hele invloegstrook gebruiken Afval uit de auto gooien Onnodig van rijstrook wisselen File voorbij.rijden over vlucht.strook Dremoels Geen voor.rang verlenen
Svincolo/uscita
Afslag
Corsia di sorpasso
Inhaal.strook
Inhaal.verbod
Abbassare il linestrino
Het raampje
Omhoog
Draaien
Rischiare
Riskeren
Con lo scivoloso non cosparso di sale
Met glijdheid
Niet gestrooid
Strooien
Andare in motorino
Brommen
Boffonchiare, mugugnare
Far revusionare la auto
De auto
Te laten keuren
Suggeriamo ai ciechi di fare uso di questa possibi
Blinden raden wij Aan Van deze mogelijkheid Genruik te maken
Riguardo a veicoli:
Mettersi di traverso
Mbt (met betrekking tot): voertuigen
Scharen
Zich scharen : schierarsi
Intralciare il traffico
Het verkeer
Belemmeren
Fare inversione
Tornare (a casa)
Ritornare indietro
Keren
(Huiswaarts) keren
Omkeren
Sbattere, urtare
Sbattere, urtare contro
Stoten
Aanstoten tegen
Escluso
Uitgesloten
Uno scontro violento
Een heftige crush
Accelerare
Optrekken
Riuscire a mettere in moto
Iets aan de praat krijgen
Controllare
Ispezionare
Controlleren
Inspecteren
Essere trarscinato con un auto
Met een auto meegesleurd worden
Sleuren
Radiatore
Radiateur
I vetri sono appannati
De ramen zijn beslagen
Beslag impasto
Andare a tutto gas
Scheuren
Door de bocht scheuren
Occupanti, passeggeri
Inzittenden
De inzittende
Intralciare il traffico
Het verkeer
Hinderen
Biforcazione
Devoazione
Tweesprong
Weg.omlegging
Catene da neve
Sneeuw.kettingen
Avere la precedenza
Voorrang hebben / verlenen
Traffico
in salita
In discesa
Stijgend
Dalend
Verkeer
Moderare la velocita’
Fondo dissestato
Snellheid matigen
Slecht wegdek
Deviazione
Omleiding
Perdersi
Perdere la strada
De weg
Kwijt.raken
Frenare
Remmen
Lui guida a 50 km all ora
Hij rijdt
50 kilometer per uur.
Illeso
Ongedeerd
Accostare la macchina
Zijn auto
Aan de kant
Zetten
Rimanere bloccato in coda
Impantanarsi
In de file
In de modder
Vastzitten
Fare un incidente frontale
Frontaal botsen
Andare a sbattere contro quello davanti
Knallen op
De voorligger
De knal : il botto, lo scoppio
Guida spericolata
Roekeloos rijden
Andare forte
Hard rijden
Accendere il motore
Spegnere il motore
De motor
Uitmaken