Tuin Flashcards
Il garden- center
Het tuin. Centrum
Il giardino di casa
Il giardino del comune
De voortuin
De volktuin
Il giardiniere
De tuinier
Tuinieren
Potare
Abbattere/ tagliare/ radere
Snoeien
Kappen (de kapper, het kapmes)
Il semino
Het zaadje
Il sentiero
Het pad
De paden
Il pratoo inglese
L erba
Het gazon
Het gras
La veranda
I mobili da giardino
L amaca
De veranda
De tuinmeubels
De hang.mat
La pianta
De plant
L aiuola
La fioriera
Il vaso da fiori
De bleom.perk
De bloem.bak
De bloem.pot
Fiorito
Bloemrijk
La sfilata di carri floreali
Il bulbo
De bloemen.corso
De bloem.bol
Selvagglio
Verwilderd
Parassita
Erbacce
Het Ongedierte
Het ontkruid
Fare giardinaggio
Coltivare
Potare
Tuinieren
Kweken
Snoeien
Gli attrezzi da giardino
Het tuin. Gereedschap
La zappetta per La zappa Il rastrello La vanga La cesoia
De schoffel De hak De schop De hark De tuin.schaar
La carriola
Trasportare con carriola o carrellini
De krui.wagen
Kruien
La rimessa
Il tosaerba
La falce
Il trimmer
De schuur De gras.maaier Maaien (scaraventare,scagliare) De zeis De trimmer
La siepe
Il cancello
De heg
Het hek
L annaffiatoio
La canna
Lo spruzzatore
Il getto
De gieter
De tuin.slang
De tuin.sproeier
De straal
Sproien
Dare da mangiare agli uccelli
La casetta
De vogels voeren Het vogelhuisje De voeder.tafel De drink.schaal Het pindanetje De zonnebloem.pittrn
Dare l acqua
Water geven
Lanciare il pane
Het brood strooien
