pagare Flashcards

1
Q

cambiare

A

ruilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

punti

A

airmiles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bollini

A

zegeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ci riusciro’

A

het gaat lukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ci riesco

A

het lukt mij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

affare

A

kopje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

deve sparire

A

moet weg!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in buono o cattivo stato

A

in goede staat, in slechte staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

come nuovo

A

zo goed als nieuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

annunci

A

advertenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

contante

A

contant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pagare con chipknip

A

chippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

pagare con carta pin

A

pinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

spendere

A

uitgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

comprare

A

kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

senza scontrino non puo’ cambiare merce

A

zonder bonnetje kunt U deze broek niet ruilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ha da darmi il resto di 100 euro?

A

hebt U terug van 100 euro? Oh jaa, dat lukt wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

qui non puo’ pagare con bancomat

A

U kunt Hier niet pinnen. OKE, dan betaal Ik contant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

quanto possiamo spendere esattamente?

A

Hoeveel kunnen we eigenlijk uitgeven? …Dat moet genoeg zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

prendi 3 paghi due

A

3 flessen halen, 2 betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

abbiamo avanzato del denaro

A

wij hebben nog geld over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

c’e’ qualcosa nelle offerte?

A

Is er iets in de aanbieding?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

la birra della marca del supermercato

A

een bier van het huismerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

e’ abbastanza, troppo poco, troppo

A

Dat is genoeg, te weinig, te veel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
pagare il conto
afrekenen
26
vendere
verkopen
27
ce l'ha giusto? Ce l'ha in spiccioli?
heeft U het .. Gepast?...ook kleiner? Nee, ik heb alleen 100 euro.
28
costa 20 euro
Dat is 20 euro, Het kost 20 euro.
29
posso pagare con chipknip
kan ik chippen?
30
vorrei pagare col bancomat. Puo' passare qui la tessera e inserire il codice.
Ik wil graag pinnep. U kunt…uw pas doorhalen. …uw pincode intoetsen.
31
ho inserito il codice sbagliato.
Ik heb de verkeerde pincode ingetoetst.
32
questa è una cassetta, ma vendete anche le birre per pezzo?
dit is een krat, maar verkoopt U de flessen ook per stuk?
33
tre anni di garanzia costano 50 euro in più
drie jaar garantie kost 50 euro - extra. Ik neem deze met extra garantie.
34
abbassare il prezzo
afdingen
35
contrattare sul prezzo
onderhandelen over de prijs
36
se prendo ora entrambi, puoi fare qualcosa sul prezzo?
als ik ze nu allebei neem, Kunt U dan iets aan de prijs doen?
37
deve sparire!
moet weg!  
38
un euro a bottiglia
een euro per fles
39
di cosa abbiamo bisogno?
wat hebben we nodig?
40
della casa (supermercato)
van het huismerk
41
hai degli spiccioli per me? vorrei prendere un caffe da questa macchinetta
heb je wat kleingeld voor mij? ik will graag een koffie uit deze drinkautomaat halen
42
a qualsiasi prezzo
tegen iedere prijs
43
ce l'hai in pezzi più piccoli?
heeft U ook kleiner?
44
il pacco, la confezione lei ha pacchi da 5 pezzi, ma vende anche bottiglie sfuse?
het pak U heeft pakken van 5 flessen, maar verkoopt U de flessen ook per stuk?
45
 Qual'è l'anno di costruzione di questa macchina?
wat is da bouwjaar van deze auto?
46
facciamo attenzione alle offerte
LET goed OP de aanbiedingen!
47
salutare
groeten
48
offerte al pezzo pacco doppio 3*2
aanbiedingen aan het stuk duopak 3 halen, 2 betalen
49
Usi una carta di credito? Se si, per quali cose?
Gebruik je een creditcard? Zo ja, voor welke dingen?
50
Compri mai delle cose via inernet?
Koop je weleens dingen op internet?
51
In tutto fa 5 euro.
Dat is 5 euro bij elkaar.
52
Costa 99 centesimi
Het kost 99 eurocent
53
Il costoDipende da quanto pesaDipendere da
De kostHangt er vanaf hoe zwaar het is
54
Poi avrai entro 7 gg tutto quanto spedito a casa.
Dan hebt U binnen 7 dagen alles thuisgestuurd.
55
Con un abbonamento a. Telpay puoi pagare mediante computer.
Met een abonnement OP Telpay kunt U per computer betalen.
56
In quasi tutti gli altri negozi.
In bijna alle andere winkels.
57
Comprare via internet.Pagare conti attraverso il pc.
Kopen via internet.Betalen rekeningen per computer.
58
Con questo modulo richiedere...Mettere la firma.Saltare.
Met dit formulier aanvragen...De handtekening zetten.Doorhalen.
59
Quanto costa inviare una lettera?
Hoeveel kost het versturen van een brief?
60
pagare
betalen
61
appena 20 euro
slechts of maar 20 euro
62
e' un affare
dat is een kopje!
63
che fortuna
wat een mazzel!
64
raccogliere
sparen
65
 Qual\è l\anno di costruzione di questa macchina?
wat is da bouwjaar van deze auto?
66
Una spesa eccessiva
Een buitensporige uitgave
67
Si puo' eventalmente pagare con assegno.
Men kan eventueel met een cheque i
68
Sottrarre (detrarre) lo sconto dall importo totale.
De korting van de totaalbedrag aftrekken. Aftrekken vanAftrekken (bevredigen)masturbareZich aftrekken (zich bevredigen, masturberen) masturbarsi
69
Moneta
Het kleingeld : munten
70
Pagare le tasse allo stato , all amministrazioneL iva
De belasting betalen aan het overheidDe btw
71
Le condizioni de pagamento sono molto vantaggiose.
De betalingscondities zijn erg gunstig.
72
Un prezzo vantaggioso.Una condizione vantaggiosa.
Een gunstige prijs.Een gunstige voorwaarden.
73
Meno della meta'
Minder dan de helft.
74
Accettare
Aanvaarden
75
Il piu grande esportatore di tek
De grootste exporteur van teak
76
Un pianoforte di 2 mano
Een tweedehands piano
77
Amministrare, gestire
Gaan overPiet gaat over het geldHet sprookje gaat over een schipbreuk.
78
Ricevere di resto
Terug.krijgen
79
Gli aumenti riguardano il tabacco
De verhogingenBetreffenDe tabak
80
Lui chiede un prezzo esorbitante
Hij vraagt een exorbitante prijs
81
Il restoNon avere il resto (da dare)
Het Wissel.geldGeen wissel.geld hebben
82
Arrotondare
Afronden naar
83
andare in su
omhooggaan
84
salire e scendere (prezzi) intransitivo
stijgen , dalen De prijzen zijn opgeslagen
85
non ho abbastanza denaro con me
ik heb nu niet genoeg geld bij me.
86
la moneta
de munt
87
la banconota
het bankbiljet
88
adatto per ognuno
passend bij elkaar
89
essere adatto con
passen bij : geschickt zijn voor
90
provare
passen
91
la giusta taglia
de juiste maat
92
numero di scarpe 39
schoenmaat 39
93
ti sta bene!
het staat je (goed)!
94
come mi sta questo cappello?
hoe staat deze hoed ME?
95
pagare
betalen
96
spendere in (tempo, denaro)
besteden aan
97
spendere in (solo denaro)
uitgeven aan
98
avanzare (soldi)
over zijn
99
in contanti, l assegno
contant de cheque
100
pagare a qualcuno
aan iemand betalen
101
noi non accettiamo assegni
we aanvaarden geen cheques
102
Da poco, da quattro soldi
Halfbakken
103
Fare economia , risparmiare
Zuinig zijn Essere parsimonioso
104
Una somma considerevole
Een forse bedrag
105
Posso cambiare questo?
Kan ik dit ruilen?
106
E' possibile portare indietro?
Is terug brengen mogelijk?
107
Vorrei il mio denaro indietro
Ik wil mijn gemd terug
108
Voglio parlare col menager
Ik wil met de menager spreken
109
Rendere | La resa, il ricavato
Opbrengen Het bracht 3 miljoen dollar op, twintig keer de geschatte opbrengst.
110
Prezzo conveniente
Voordelige prijs
111
Saldo vantaggio
Voordelig korting
112
Spendere
Besteden Aandacht besteden : prestare attenzione
113
Raccogliere (soldi)
Lappen = bijeenbrengen ``` Ramen lappen (lavare i vetri) Een Broek lappen (rattoppare) ```
114
Corrompere
Omkopen De omkoping
115
Evadere le tasse
(De) belasting Ont.duiken
116
Acquistare
Aanschaffen
117
Considerevolmente diminuito/ aum Una somma considerevole Un contributo ragguardevole
Aanzienlijk verlaagd/ verhoogd Een aanzienlijk bedrag (het) Een aanzienlijke bijdrage (de)
118
Abbordabile
Betaalbaar
119
Pagare in anticipo
Vooruitbetalen
120
Gruzzolo
Sommeltje
121
Possessore Possedere Posseduto/ indemoniato
Bezitter Geen cent Bezitten Bezeten
122
Fare un cambio alla pari
Gelijk oversteken
123
Prepagato
Prepaid
124
Costi di uscita
Voor.rij.kosten
125
Prendere o lasciare
Kiezen of delen
126
IVA Belasting over de Toegevoegde Waarde
BTW
127
Non valere un soldo bucato (Non) valere la pena Vale la pena di una vistia
Geen cent (Geen of) de moeite Een bezoek Waard zijn
128
Stabilire un prezzo
Een prijs vaststellen
129
Lui guadagna Qualcosa attorno ai 160 k lordi.
Hij verdient Zo rondom de 160 k bruto.
130
L addozionale / il bonus Dover pagare un' addiozionale / sovra tassa / extra Ricevere un bonus nel salario
De toeslag Een toeslag moeten betalen Een toeslag ontvangen op zijn salaris
132
Remunerare robustamente
Fors belonen | Forser belonen
133
Prendere in prestito
Lenen | Geleend
134
Riuscire a trovare qualcisa
Iets Op de kop Tikken
137
Vantaggi fiscali
Belasting.voordelen
138
Scroccone
Klap.loper
139
Supplemento
Toeslag
140
Moderarsi nelle spese
Zich matigen In de uitgaven De uitgave
141
Ammontare a
Belopen Vuurverkoop beloopt circa 75 miljoen euro
142
Conti separati? | Pagate separati?
Betaalt iedereen apart?
144
Quanto e' in totale?
Hoeveel is het | In totaal?
145
Costa €12,65
Dat cost | 12 euro 65 cent
146
Come concordato o pattuito
Zoals | Overeen.gekomen
147
Una manciata di monete
Handvol munten
148
C'e' qui da qualche parte un bancomat?
Is er hier ergens | Een geldautomaat?
149
Il prezzo e' calato
De prijs is gezakt.
150
Una lauta mancia
Een flinke fooi | De fooi
151
Investire in borsa | In azioni e obbligazioni
Op de beurs Beleggen In aandelen en obligaties
152
Versare sul conto
Overmaken | Op de rekening
153
Fare scambio di... Per ...
Ver.ruilen van (plek) voor ...