Er Flashcards
Non ne vengo a capo -2
Ik kom ER niet uit
Essere d accordo -1
Ermee eens zijn
Ik ben het ER (niet) MEE eens
Come va? -3
Hoe is (gaat) ERMEE?
Posso passare? -4
Mag ik ER even langs?
C’e’ stato un contrattempo -5
Er is iets tussen gekomen
Dipende -6
Het ligt eraan/
Het hangt ervan af
Ho finito/ e’ fatta ( per oggi ) -7
Het zit erop (voor vandaag).
Het werk erop zit.
Non fa niente -8
Het doet ER niet toe
Non ci sono ancora arrivato ( a finire un compito) - 9
Ik ben ER niet aan toe gekomen.
Me ne vado - 10
Ik ga ervan door.
Cascarci- 12
Erin tuinen
Erin lopen
Sembrare -13
Eruit zien
Avere intenzione di -14
Eruit zijn
Cosa c’ e’ ? -15
Wat is er?
Che c’e’ che non va?
Che c’e’ di sbagliato?
Wat is ER mis MEE?
Mis! Sbagliato!
Dat is Niet mis! Niente male!!
Se la cava bene/male -16
Hij brengt het ER goed/slecht af
Se l’ e’ cavata bene -17
Hij komt ER goed af
Ne ho voglia -18
Ik heb ER zin IN