Er Flashcards
Non ne vengo a capo -2
Ik kom ER niet uit
Essere d accordo -1
Ermee eens zijn
Ik ben het ER (niet) MEE eens
Come va? -3
Hoe is (gaat) ERMEE?
Posso passare? -4
Mag ik ER even langs?
C’e’ stato un contrattempo -5
Er is iets tussen gekomen
Dipende -6
Het ligt eraan/
Het hangt ervan af
Ho finito/ e’ fatta ( per oggi ) -7
Het zit erop (voor vandaag).
Het werk erop zit.
Non fa niente -8
Het doet ER niet toe
Non ci sono ancora arrivato ( a finire un compito) - 9
Ik ben ER niet aan toe gekomen.
Me ne vado - 10
Ik ga ervan door.
Cascarci- 12
Erin tuinen
Erin lopen
Sembrare -13
Eruit zien
Avere intenzione di -14
Eruit zijn
Cosa c’ e’ ? -15
Wat is er?
Che c’e’ che non va?
Che c’e’ di sbagliato?
Wat is ER mis MEE?
Mis! Sbagliato!
Dat is Niet mis! Niente male!!
Se la cava bene/male -16
Hij brengt het ER goed/slecht af
Se l’ e’ cavata bene -17
Hij komt ER goed af
Ne ho voglia -18
Ik heb ER zin IN
Mi pesa - 19
Ik zie ER tegenop
Je te moeten schrijven
Ci e’ abituato - 20
Hij is ERAAN gewend (?)
Non trovarci - 21
Non ci trovo niente (di speciale).
Non lo trovo un gran che.
Ik vind er niks aan.
Ik vind er niet veel aan.
Le 4 funzioni: Locativa
Hij woont er al drie jaar.
Quando la forma e’ stressed, come a inizio frase: daar
Daar woont hij al drie jaar.
Qui c’e’ un coltello.
Ci puoi tagliare carne?
Hier is een mes.
Kun je daar vlees snijden?
Le 4 funzioni di ER
Locativa: daar
Partitiva:ik heb er vier.
Soggetto indefinito: er staat een man
Pronominale: “con” esso
Le 4 funzioni: locativa
- Al’epoca era a casa
- e ci e’ ancora
Toen was hij thuis.
En hij is er nog!
Le 4 funzioni: Partitiva
Ik heb er drie.
Ik heb er geen.?
Ik heb er genoeg.
Le 4 funzioni
Soggetto indefinito -presente- in frase passiva
Er worden tweedehands meubels op de markt verkocht.
Le 4 funzioni:
Soggetto indefinito
Zijn-staan-liggen-hangen
ER staat een man op de hoek.
Vanmorgen was ER geen melk in de koelkast.
Is ER geen melk in de koelkast?
C’ erano molte persone
Alla posta?
Solo tre.
B
Le 4 funzioni
Soggetto indefinito - assente- in frase passiva
Er wordt hier - hard gewerkt.
Le 4 funzioni: pronominale
Questi sono i fiori che amo di piu’
Dit zijn de bloemen WAAR ik het meest VAN hou.
Le 4 funzioni: pronominale
Ti piace il caffe?
No, non lo amo
Vind je koffie lekker?
Nee ik houd er niet van.
Le 4 funzioni: partitiva
Ho bisogno di una penna. Ce ne hai una?
Ik heb een pen nodig. Heb je er geen?
Le 4 funzioni : pronominale
La casa si trova nel bosco e intorno c e’ un grande giardino.
Het huis staat in het bos en eromheen ligt een grote tuin.
Le 4 funzioni: pronominale con particella
Er/avverbio
Erin Erop/eronder Ervoor/erachter Ertegen Ernaast
Le 4 funzioni: pronominale
Ho scritto al suo capo alcune lettere, ma non ho ricevuto nessuna risposta su cio’.
Ik heb uw chef een paar brieven geschreven, maar ik heb er geen reactie op gekregen.
Reactie op een brief.
Che ne e ‘ stato di lui?
Wat is er van hem terecht.gekomen?
Non ci arrivo
Non lo sopporto
Ik kan er niet bij
Ik kan er niet tegen
E’ urgente
Er is haast bij!
Cosa ti e’ succasso?
Wat is er
Met je
Gebeurd?
Buttarsi , lanciarsi
Waag het eens!
Het erop te wagen
Waag het eens!
Mi raccomando!
Acqua in bocca!!!
Denk eraan!
Mondje dicht!!
Non dubito che…
Nutro seri dubbi su … Qualcosa
Ik twijfel er niet aan Dat
Ik twijfel ernstig aan zijn loyaliteit
Come sempre
Ci sono
Vantaggi e svantaggi
Zoals altijd
Zijn er
Voor - en nadelen.
Io do per scontato
che
Ik ga ERVAN uit
dat…