Grammatica Flashcards
Che complimenti
Wat een complimenten!
Per quel che mi riguarda
Ik drink Zelf toch nooit wijn
Sono i vicini.
Het zijn de buurmannen
L espressione
L enfasi
Pronunciare
De uitdrukking
De nadruk
Uitspreken
Trovo il parlare molto difficile , ma non lo scrivere
Spreken vind ik heel moeilikk , maar schrijven niet
Ogni olandese conosce rembrandt.
Iedere Nederlander kent Rembrandt.
Pagare col bancomat e’ gratis
Betalen met pinpas is gratis
Quanto costa spedire la posta?
Hoeveel kost het versturen van de post?
Ogni tipo di cosa
Allerlei dingen
Quali cose mettete nel pacchetto?ogni tipo di cose
Welke dingen doen jullie in het pakket?
Allerlei dingen
Frasi principali coordinatr
En Maar Want Of (Dus)
Abbastanza grande
Grande abbastanza
Voldoende
Genoeg
Verbi divisibili nella frase secondaria
Mi chiedo se sei alzato (solo 1 verbo)
Mi chiedo se si alzera’.
Per poter fare richiesta per una patente, lei deve…
Mensen die me tegenkomen…
Ik vraag me af … Of hij opstaat.
Ik vraag me af… Of hij zal opstaan.
Ik vraag me af … Of hij op zal staan.
Om een rijbewijs aan te kunnen vragen, moet U …
Che differenza c’e’ tra una foto e una foto formato tessera?
Wat is het verschil tussen een foto en een pasfoto?
Non mi sembra pratico.
Dat lijkt me niet handig.
Io vado a mettermi all ingresso. Cosi’ non e’ necessario che mi cerchi.
Ik ga wel bij de ingang staan. Dan hoef je niet te zoeken.
Hai visto la mia agenda posata da qualche parte?
Heb je mijn agenda ergens zien liggen?
Non e’ necessario che parli cosi’ forte. Ti sento bene.
Je hoeft niet zo hard TE praten. Ik hoor je wel.
Io ho famiglia in montenegro
Ik heb familie in Montenegro.
Y e’ una vocalo o una consonante
Vocale: xylofoon
Consonante: yoga, yogurt
Y is een klinker of een medeklinker
Hij klinkt zo:
Klinker xylofoon
Medeklinker: yoga
Impronunciabile
Onuitspreekbaar
FINIRE
Finire (terminare)
Smettere di fare
Interrompere qualcosa
Finire (di consumare)
Afmaken
Ophouden met
Onderbreken
Opmaken (de tart is op)
MA
Ho mal di testa , ma vado
( lo stesso ) a scuola.
Io non amo i cavalli , ma i cani (invece si).
Io non posso andare oggi, ma posso domani .
Ik heb hoofdpijn, maar ik ga WEL naarschool.
Ik houd niet van paarden , maar WEL van honden.
MA = E TUTTAViA
Egli mangia tantissimo e tuttavia non ingrassa mai.
Maar toch
Hij eet erg veel MAAR TOCH wordt hij nooit dikker.
Lisa mangia tanta verdura perche’ vuole restare sana.
Lisa eet veel groente omdat zij gezond wil blijven.
Mio fratello vuole andare al cinema perche’ ci fanno un bel film’
Mijn broer wil naar de bioscoop want er draait een goede film.
Io parlo quasi sempre in olandese ma le persone spesso mi parlano in inglese.
Ik probeer altijd Nederlands te spreken maar veel mensen spreken Engels tegen me.
Il livello linguistico
Het taalniveau
La maggior parte
De meeste
De meeste recente cijfers
Nb De meest recente (de recentste) cijfers
Pronomi dimostrativi
Deze/ die – dit/dat
Dat zijn Italianen.
Hiermee/ daarmee anche separabili
Non sep: daarna, daarvoor, daarop
Kort daarna
Pronomi relativi
Die/ dat
Associati a preposizione:
Aan wie/ waarop
Pronome indefinito - pronome relativo
Quello - che dici
Alles wat Iets wat Niets wat (Dat) wat Het laatste wat Het enige wat
Del quale
Roberto Wiens boek ik geleend heb
Roberto van wie ( o waarvan) ik het boek-
Roberto wie z’n boek ik-
Della quale
Barbara wier boek ik geleend heb..
Barbara waarvan boek ik…
Barbara wie d’r boek ik…
Di cui (oggetto)
Het boek Welks ik de titel gelezen heb…
Het boek Waarvan ik …
Dei quali o delle quali (plurale)
Mila en Juko Wier adres ik ken…
Mila en Juko waarvan het adres ik ken…
Mila en Juko wie d’r adres ik ken…
Del quale (in generale)
Waarvan
Persona / Preposizione - cui /verbo
L uomo /Nella cui sedia sono seduto/ e ‘ mio zio.
De man /in wie z’n stoel ik zit/is..
De mannen /in wie hun stoelen wij…/zijn..
Una cosa / preposizione () - della quale…./ verbo
Es
La casa /sul (tetto) della quale …il gatto vive/ verbo.
Es (riformulato)
Het huis/ WAAR de kat op het dak woont/ is ingestort.
Eccezioni ad “een”
Ik ben dokter, Nederlander.
Hij is enig kind.
Wat een mooie boeken!!
Uso obbligatorio dell’articolo:
La natura
La storia
La vita
De natuur
De geschiedenis
Zo is het leven
Mi chiedo se lui si alza presto.
Mi chiedo se lui si alzera’ presto.
Ik vraag me af OF hij vroeg opstaat.
Ik vraag me af OF hij vroeg zal opstaan/
Vroeg op zal staan
Vale per ….
Geld dat voor …?
Tutti tranne uno
Forse tranne “ non so nulla”
OP een NA allemaal
Mischien OP “ik weet het niet” NA.
De Op een na beste is …
Op In campagna Sulla guancia Su e giu' per la strada Lui ha alti e bassi
Op het platteland Een kus Op de wang De straat Op en weer lopen De trap op en af Het gaat met hem op en neer
Op
Su e giu’ dalla scala
E’ finito.
Sul tavolo
De trap Op en af
Het is op (zuiker)
Op tafel
Una persona (m) importante Una persona (f) importante
Een belangrijk iemand
Een aardig mens
L H universitario
Il corpo umano
La visita medica
Het academisch ziekenhuis
Het menselijk lichaam
Het medisch onderzoek
Il trasporto pubblico
Il museo cittadino
Het openbaar vervoer
Het stedelijk museum
Di che colore e’?
Wat voor kleur is het?
Defunto
Wijlen
Wijlen professor Van Straten
Tutti vanno in vacanza, vero?
Iedereen gaat toch op vacantie.
Iedereen gaat op vacantie, toch?
//wel//
- diminutivo: va bene, credo.
- accrescitivo, anche vs niet
- Zullen wel: probabilmente, suppongo. Egli E’ malato, suppongo.
- Hoe gaat het? Het gaat wel.
- Hij is wel aardig.
Ik niet, maar jij wel! - Hij zal WEL ziek zijn.
//maar//
Ik heb Alleen maar een broer.
Ik heb Maar een broer (maar ook een zus)
Zullen + wel
Hij zal wel ziek zijn.
E’ malato, credo.
Zullen + maar
Limburg: je zal er maar wonen!
Limburgo: immaginati di viverci (che brutto).
Het zal je kind maar wezen.
Immaginati che sia tuo figlio… Che brutto…
Left side
FF / RP / INDOB’ / DIROB’
Middle part
EHD / time / mannar / place
Tempo: verso il tempo piu’ specifico
Oggetti diretti: prima gli specifici
Right side
NIET
Misc / prefix FF/ other verb
Miscellanea
–EHD postpositiom
–indirect object (non ridotto)
–Complemento (dei verbi copula: intrans: zijn, blijven, raken, lijken
Trans: vinden, noemen)
–place indication of direct object
–Oggetto preposizionale (phrasal verbs)
(Phrasal verb)
Devi prima togliere lo sconto dall importo totale
Je moet Eerst De korting Van de totaalbedrag Aftrekken
Reserveren
Halveren Feliciteren Informeren zich interesseren Proberen Studeren