de berg Flashcards
le condizioni atmosferiche
de weers.omstandig.heden
come hai raggiunto il posto?
hoe ben je ter plaatse geraakt?
come erano le strade?
Hoe lagen de wegen er bij?????
lo svolgimento del viaggio
het verloop van de reis
le strade erano impraticabili
de wegen waren onberijdbaar
la lastra di ghiaccio
de ijzel
visibilità ridotta
verminderde zichtbaarheid
la neve giace
de sneeuw ligt
lo spazzaneve
de sneeuruimer
lo spargisale
de strooidiensten
lo spargisale
de strooibilijet
la nebbia
de mist
la foschia
de nevel
la piioggia
de regen
il sole
de zon
condizioni invernali
winterse weersomstandigheden
la lezione di sci
de skiles
un certo livello
het behaalde niveau
slittare
La slitta
sleeen
De slee
De helling
fare un pupazzo
een sneeuwman maken
fare sci di fondo
langlaufen
organizzare un comattimento a palle
sneeuwballen.gevecht organiseren
pattinare
schaatsen
la pista di sci
de skipiste
la slitta
de slee
organizzare una
sneeuwballen.gevecht organiseren
la valanga
de lawine
il pattimo
de schaats
pattinare
schaatsen
la neve è buona?
is hij (sneeuw) goed of slecht van kualiteit.
la neve è sciolta?
is het smeltende sneeuw?
c’è tanta neve?
is het een dik sneeuwtapijt?
come è la temperatura?
hoe is de temperatuur?
ha ghiacciato stanotte?
Heeft het ‘s nachts gevrozen?
abbondante
overvloedige sneeuw
media (qualità)
middelmatige sneeuw
poiggia fitta
hevige regen
ghiacciata notturna
nachtvorst
visibilità ridotta
beperkt zicht
temperatura media
de gemiddelde temperatuur
situazione caotica
chaotische situatie
le piste sono aperte
de skipistes zijn open
è stato divertente?
was het plezierig?
c’è stato sole?
scheen de zon?
è stto divertente
het was grappig
è freddo
het was koud
c’era sole
de zon heeft geschenen
ha piovuto
het heeft geregend
è stato bel tempo
het was mooi weer
La montagna
de berg
ila cima
de top
il fianco
de flank van de berg
la collina
de heuvel
la valle
de vallei
lo chaler
het chalet
lo stambecco
de gems
il pino
de dennenboom
la mucca
de koe
la marmotta
de marmot
le genzianella
het gentiaantje
Catena montuosa
Massiccio
Bergketel
Gebergte
Oh che freddo che ho!!
Oh wat heb ik “het koud”!!
Fiordo Ghiacciaio Grotta Lava Canaletto fossato
De fjord Gletsjer Grot Lava Greppel
La brina
De rijp
Il camoscio
La marmotta
Lo stambecco
De gems
De marmot
De Alpen.steenbok
Racchette da neve
Raket
Cima innevata
Top
Seggiovia
Stoeltjes.lift
Slittino
Pista da slittino
Fare una discesa in slittino
Andare in slittino
Rodel Rodelbaan Van een helling (af) rodelen Rodelen Roddelen pettegolare
Ski - lift
Skilift
Skipass
Skipas
Cabinovia
Cabina
Mongolfiera e cesta
De Kabelbaan, gondelbaan
Gondel
De Luchtballon
De Gondel
Lo scarpone
L attacco
De skischoen
De step-in binding
Lo sci
Il bastone
L impegnatura
Il laccio del bastone
De ski (de punt, da staart)
De ski.stok
De greep
De pols.lus (passante)
La tuta da sci
Het ski.pak
De ski. Helm
La moffola
De want Het want (il cordame di una nave)
Un sottile strato di neve e un pallido sole
Een dun laagje sneeuw en een bleke zon.
Un bosco di pini
Het dennenbos
La gobba
Pieno di gobbe
De hobbel
Vol hobbels
Hobbelig
Il burrone
De ravijn
Il precipizio
De afgrond
Sfracellato
Verpletterd
Ho Paura dell altezza
Ik ben Bang van hoogte
La resina profuma
De hars geurt
Il passo, il valico
De pas
L equipaggiamento dell alpinista
De uitrusting van een berg.beklimmer
In salita
In discesa
Bergop(waarts)
Bergaf
Essere in montagna
Sulla cima del monte
In de bergen zijn.
Op de top van de berg
C’ e’ neve?
Ligt er sneeuw?
Discendere
Dalen
Avere fortuna
Boffen
Met het weer
Localita ‘ sciistica
Ski.oord
Basse colline
Lage heuvels
Battere i denti
Klapper.tanden
Bibberen van de kau
Bosco di pini
Dennen.bos
In alta montagna
Hoog in de bergen
Battere i denti dal freddo
Bibberen van de kou, van de schrik
Valicare
Doortrekken
Traversare
Tirate sciacq
Precipitare in basso
Storten naar beneden
Storten : gettare
Scalatore
Berg.beklimmer
La neve fa presa
(E’ compatta)
De sneeuw pakt
Het anker pakt
Pakken
Het boek pakt van begin tot eind
La neve sciogliendosi scivola dal tetto
De smeltende sneeuw
Zakte
Langs het dak
af
Sciogliersi
Smelten
Il temporale sta passando
Passare
Het onweer zakt af.
Afzakken.
Un dolce pendio
Een flauwe helling
Il tornante
La strada serpeggiante, tortuosa
De haar.speld.bocht
De kronkel.weg
Kronkelig
Esserci un temporale
Onweren
Het onweert
Fa un freddo cane
Het is gemeen koud
Prendere freddo
Kou vatten
Hij vat kou
Rischiararsi
Oplichten
Arrampicarsi
Klauteren
Scendere dalla montagna
De berg
Afdalen
Calarsi
(Zich laten) zakken
Zij laten zich op de grond zakken
E' Nebbioso Umido Ghiacciato Ventoso Freddo / Nuvoloso
Het is Mistig Vochtig Ijzig Windig Koud / bewolkt
Cadere di culo
Op zijn gat
Vallen
Op de knie vallen
Il trauma
Rotto
Lussato
Elicottero
De trauma
Ontwricht
Gebroken
Trauma.helicopter
Neve sottile
Fijne sneeuw
Possibilita’ di nevicata
Kans op sneeuwval
Caduta massi
Vallend gesteente
La neve prende (bene)
De sneeuw pakt.
Cadere malamente
Lelijk komen
Te vallen
Hij kwam lelijk te vallen
Cadere lungo disteso per terra
Languit op de grond
Vallen
Quanto e’ spessa la neve?
Quanto e’ alto il pilone?
Hoe dik is de laag sneeuw?
Hoe hoog si de pyloon?
Durante le vacanze invernali
Mio fratello va a sciare.
Tijdens
De krokusvakantie
Gaat mijn broer skien
Il disgelo
Disgelare
De Dooi
Dooien
Equipaggiato
Uitgerust
Fare un capitombolo, ruzzolone, caduta di 17 m
Een smak (de) van 17meter Maken
Soffrire il freddo
Kou lijden
Caduta in massa/ di gruppo
Valpartij
Il freddoloso
Non adatto ai freddolosi
De kou.kleum
Niet geschikt voor kou.kleumen
La pianta sempreverde
Sempreverde (agg)
De Groen.blijver
Altijd.groen
Resina
Pigna
Haars
Dennen.appel : pijnappel
Precipitare
Neer.storten
I chicchi si sono sciolti
De hagelstenen
Zijn gesmolten
Il ghiaccio si e’ sciolto
De ijs is gesmolten
Passamontagna
Bivak.muts
Diradarsi
Prendere velocita’, accelerare
Frequentare (qualcuno)
Optrekken
De mist trekt op
Optrekken MET een stel vrienden
Optrekje = pied a terre
Spazzaneve
Sneeuw.schuiver