Tijd Flashcards

0
Q

Di mattina, in mattinata

A

‘S ochtends

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

A meta’ mattina

A

Halverwege de ochtend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

L ultima e la penultima volta

A

Laatste en voorlaatste keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Immediatamente

A

Onmiddelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sempre piu’ frequentemente

A

Steeds vaaker

Steeds minder vaaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Per poco tempo

A

Voor een tijdje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Attualmente / Oggigiorno

Nel frattempo

A

Tegenwoordig / vandaag de dag

Tegelijkertijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ogni sabato

A

Iedere zaterdag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Consegnare entro due giorni lavorativi

A

Bezorgen binnen twee werkdagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 volte alla settimana

Un po’ di volte

A
3 keer (maal) per week
Een paar keer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dopo quanti anni hai bisogno di una nuova patente?

Entro quanti giorni devi far sapere questo al comune?

A

Na hoeveel jaar heb je … Nodig?

Binnen hoeveel werkdagen moet je dit laten weten op het gemeentehuis?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Io sono qui cliente da un anno.

Continua nel presente

A

Ik ben hier al een jaar klant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Io non vivo in Olanda da anni.

Continua nel presente

A

Ik woon al jaren niet in Nederland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Non succede tutti i giorni che ti vedo.

A

Het gebeurt niet iedere dag dat ik jou zie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hai un secondo di pazienza, pf?

A

Heb je een ogenblik geduld, aub?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hans vive gia’ da anni allo stesso indirizzo.

A

Hans woont al jarenlang op hetzelfde adres.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sforare.

Sforare di 10 minuti

A

Uitlopen

10 minuten uitlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Anche io non ho mica tempo tutto il giorno

A

Ik heb ook niet de hele dag de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Tutto il tempo

A

De hele tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Di nuovo

A

Weer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Passare molto tempo aan

A

Veel tijd besteden aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Traslocare costa tanto tempo.

A

Verhuizen kost veel tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Ogni volta.

Tutte le volte che

A

Telkens.

Op telkens als

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Sono raffreddato da 2 settimane.

A

Ik ben sinds 2 weken verkouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Meno frequentemente
Minder vaak
27
ogni 3 mesi Ogni ora Ogni morte di papa
Eens in drie manden. Eens in het uur. Eens in de honderd jaar
28
Piuttosto spesso
Nogal eens.
29
Avanzare del tempo
Hebben een beetje tijd over
30
intanto, per il momento | Intanto Grazie!
Alvast Alvast bedankt. Ga maar alvast, ik kom zo.
31
Subito Subito pronto Arrivo subito
Zo Ik ben zo klaar. Ik kom zo.
32
Alla prox volta!
Tot de volgende keer!
33
Hai un momento?
Heeft u een ogenblik?
34
E' gia' cosi' tardi?
Is het al zo laat?
35
Inizialmente
Aanvankelijk | Het leek er aanvankelijk op dat...
36
Gradualmente | Improvvisamente
Geleidelijk Plotseling Het boompje Ontwikkde zich geleidelijk tot een machtige eik
37
Sforare di 10 minuti
10 minuten uitvoeren
38
Da quanto tempo vivi a Milano? | Oh, dal 2002, percio' gia' da una quantita' di anni..
Hoe lang woon je al in Milaan? | Oh, sinds 2002, dus al een antaal jaren.
39
Partiamo tra 1 settimana. E' tra poco
We vertrekken over 1 week. Dat is al gauw!
40
Il piu' presto possibile
Zo gauw mogelijk.
41
Nel frattempo
Ondertussen
42
Durante il pranzo
Tijdens de lunch
43
A quel tempo, cento anni fa,
Destijds, honderd jaar geleden,...
44
Un attimo
Het ogenblik
45
Chi ha cantato piu' a lungo?
Wie heeft het langst | Gezongen?
46
Da adesso in poi
Vanaf nu
47
Fino ad oggi
Tot op de dag van vandaag
48
Peccato per il tempo
Zonde van de tijd
49
Leo e gia' venuto qui in precedenza
U bent eerder bij ons geweest
50
Da stamattina
Sinds vanmorgen
51
Gisteren, ergisteren en de dag daarvoor
Ieri, ieri l 'altro e il giorno prima
52
Non oltre mezzanotte
Niet na ... | Niet later dan ...
53
La lancetta indjca le tre
De wijzer staat op de drie
54
E ' mezzanotte passata.
Het is na twalven.
55
Tre volte su cinque
Drie keer van de vijf
56
Vernice fresca!
Pas geverfd!
57
Per ore
Urenlang
58
Giorno Il giorno prima/dopo Il giorno successivo Il giorno prima
De dag daarvoor/daarna De dag daarop De dag tevoren
59
Entro una settimana
Binnen een week
60
A settimane alterne
Om de (andere) week
61
Dalla prossima settimana
Vanaf de volgende week
62
Durante la settimana
Door de week | Op werkdagen
63
All inizio di gennaio A meta' gennaio Alla fine di gennaio
Begin january Half january Eind january
64
Ore Ore fa 2 ore fa
Uren geleden | 2 uren geleden
65
Nel frattempo
Intussen
66
La pausa e' passata, proseguiamo la lezione.
De pause is voorbij, wij vervolgen de les. Voorbij.gaan. Oltrepassare
67
Ripetutamente | Again and again
Steeds weer
68
Asap
Zo gauw mogelijk
69
In un attimo
Straks Zo Meteen Zo Direct
70
Due volte | Alcune volte
Twee keer, tweemaal | Een paar keer
71
Esattamente in orario Tardi Presto
Stipt op tijd Te laat Te vroeg
72
Che numero e' oggi?
De hoeveelste is het vandaag?
73
Aspette un momento, | Vieni un attimo a vedere.
``` Wacht even (tjes)! Kom hier even kijken! ```
74
``` //Da poco// Sono tornato da poco Lavoro la' da pochi mesi //per poco// Ho lavorato la' per pochi mesi ```
Ik ben Net terug van de vergatering. Ik heb daar pas 3 maanden gewerkt. Ik heb daar maar 3 maanden gewerkt.
75
Di martedi
Dinsdags Donderdags Vrijdags Zaterdags
76
Tra poco | Un momento fa
Straks
77
La volta prossima | Questa volta
De volgende keer | Deze/ dit keer
78
Egli aveva un grande giardino prima che traslocasse.
Hij had een grote tuin voordat hij verhuisde.
79
A quel tempo, lei parlava solo inglese.
Toen sprak ze alleen maar Engels.
80
All ' epoca era a casa. | E ci e' ancora
- Hij was toen thuis | - en hij is er nog!
81
L orologio e' un ora avanti L orologio va bene Sincronizzare gli orologi In senso orario
De klok loopt een uur voor. De klok loopt gelijk. De klokken gelijk.zetten Met de klok mee
82
Il fuso orario | La differenza di fuso orario
De tijdzone De tijds.verschil
83
Nel cuore della notte
In het holdt van de nacht
84
Siamo stati in treno tre ore / tre quarti d'ora.
Wij Hebben drie uur / dri kwartier in de trein gezeten.
85
Originariamente | Improvvisamente
Oorspronkelijk | Onmiddelijk
86
Piu' di 10 anni fa
Ruim 10 jaar geleden
87
All ' arrivo
Bij aankomst
88
Senza fine (infinito) La fine La parte finale Alla fine di maggio
Eindeloos Het einde Het eind Eind juli
89
Passare (il tempo)
Duren
90
Tempo per pensarci
De Bedenk.tijd
91
Di nuovo
Opnieuw
92
Appena in tempo
Net op tijd
93
Un numero incalcolabile di volte
Ontelbare malen
94
Troppo tardi!
Veel te laat!
95
Molto prima
Veel eerder
96
Finche'
Zolang
97
Nel mezzo della notte
Middenin de nacht
98
Alla fine
Toch nog Het is hem Toch nog Geslaagd
99
Or ora | Oggi stesso
Net nog | Vandaag nog
100
Fino ad ora
Tot nog toe
101
Prima o poi
Vroeg of laat
102
Prima e', | Meglio e'
Hoe vroeger, | Hoe beter.
103
Nel corso del giorno
In de loop van de dag
104
Il giorno inteasettimanale
Doordeweekse dag Door de week In het weekend
105
All imbrunire
In de schemering Zons.opgaan Zons.ondergaan
106
Di volta in volta
Keer op keer
107
Appena / solo / da appena/
Net Ik ben net terug. Maar Ik heb daar MAAR 3 W gewerkt (e adesso non piu') Pas Ik heb daar PAS 3 w gewerkt (e ci lavoro ancora).
108
Inizialmente
Aanvankelijk Liever dan hij aanvankelijk had gedacht.
109
Recentemente
Recentelijk
110
Regolarmente | Quel ragazzo arriva regolarmente in ritardo
Steevast Die jongen komt steevast te laat
111
Non appena
Pas als
112
Iniziare ``` Interrompere Sospendere (una riunione) ```
Beginnen Onderbreken Schorsen Nb schors :corteccia
113
Finalmente, insomma Alla fine Tutto sommato, in fin dei conti
Eindelijk Uiteindelijk Tenslotte
114
A tempi regolari
Op vaste tijden
115
Continuamente
De hele tijd | Aan de lopende band
116
Dopo circa tre quarti (d 'ora)
Na ruim | Drie kwartier
117
Dopo aver aspettato
Na wachten
118
Il piu' presto possibile
Zo snel mogelijk | ZSM
119
Fino alla nausea
Tot | Vervelens toe
120
Nel tardo pomeriggio
Laat in de middag
121
Temporaneamente, per il momento
Voorlopig
122
Non ho ancora finito. Ancora qualche momentino.
Ik ben nog niet klaar. Nog eventjes!
123
Quello succede non tutti i gg
Dat gebeurt niet iedere dag
124
Voi intanto andate, io arrivo subito
Ga maar alvast, ik kom zo.
125
Intanto
Vast | Alvast
126
Immediatamente Dattero Artefice
Dadelijk Dadel Dader
127
L orologio | Spostare le lancette
De klok De wijzers verzetten Verzetten: spostare o rimandare
128
Quell uomo di poco tempo fa
Die man van straks
129
Sfruttare appieno il mio tempo
Woekeren met mijn tijd
130
Di punto in bianco | All improvviso
Zo maar ineens. | Opeens.
131
Mai e poi mai! Mai nella mia vita! O adesso o mai piu'!
Nooit niet! (Inf) Nooit van mijn leven! Nu of nooit!
132
A che ora, precisamente?
Hoe laat precies?
133
Martedi della prossima settimana
Volgende week maandag
134
Subire un ritardo - un rallentamento
De werkzaamheden zijn vertraagd. | De pc wordt vertraagd.
135
Lei deve avere ancora un po' di pazienza
Ze moet Nog even geduld Hebben
136
Frequente ,comune
Voorkomend
137
4 anni di fila
4 jaar op rij
138
Un attimo dopo
Even later
139
La data
De datum
140
Farcela (in tempo)
HET redden Want anders red ik het niet.
141
Oggigiorno
Vandaag de dag
142
Prima o poi
Vroeg of laat
143
All inizio della primavera
Vroeg in het voorjaar
144
La sera prima | Poco prima
De avond tevoren | Even tevoren
145
Prima di..verbo infinito
Alvorens ... te weggaan
146
Non e' ancora ora
Het is nog niet zover
147
Di rado
Zelden
148
L ultima volta
De laatste tijd
148
A volte
Zelden
149
Rivista settimanale
Weekblad
150
Normalmente
Normaal
151
In generale
Over het algemeen
153
Attuale | Provvisorio
Huidig | Voorlopig
154
Per il momento
Voorlopig
155
``` Infine, Alla fine (di) ```
Ten slotte Ten slotte van de fikm
156
Alla fin fine , dopotutto, tutto sommato
Tenslotte
157
Fino ad allora
Tot dan toe
158
Scaduto
Verlopen
159
In fin dei conti
Immers
160
Fissare un termine
Vaststellen | Een termijn vaststellen
161
Poco tempo fa
Een poosje geleden
163
In fin dei conti
Immers
164
Mai piu'
Nimmer Hij zal nimmer terugkeren naar zijn land
165
Alla fine. Finalmente
Ten einde raad
166
Stamattina presto
Vanochtend vroeg
167
Non molto dopo
Niet lang daarna
168
Poco meno di un anno
Een klein jaar
169
Negli anni (attraverso gli anni)
Door de jaren heen
170
Anno dopo anno
Jaar in , jaar uit
171
Ogni anno Ogni 2 anni Ogni 4 anni
Jaar op jaar Om de tweede jaar Om de vierde jaar
172
Poco prima delle 9
Tegen negen
173
Tra le lezioni
Tussen de lessen
174
Molto prima
Veel eerder
175
Troppo tardi
Veel te laat
176
Ben presto
Weldra
177
Passare
Doorbrengen
178
A scadenze regolari
Op gezette tijden Gezet = lijvig = corpulento
179
Piuttosto spesso
Tamelijk vaak
180
Mai in vita mia
Nooit Van Mijn leven
181
Posso spendere meglio il mio tempo
Ik kan mijn tijd beter besteden.
182
Ben presto | Sara' il mio compleanno
Weldra is het mijn verjaardag.
183
In extremis
Op het nippertje
184
Per sempre, definitivamente
Voorgoed Het is nu voorgoed uit.
185
Esattamente allo stesso tempo/ momento
Precies tegelijk
186
Prematuro (mente) = troppo presto
Voor.tijdig Hij is voortijdig met zijn opleiding gestopt. (Hij heeft zijn opleiding afgebroken.) Een voortijdige beslissing
187
Precoce (mente) = prima del normale
``` Vroeg.tijdig Een Vroegtijdige menopauze. Een vroegtijdige bevalling. Een v.e huid.veroudering Een v.e diagnose verbetert de kansen van een patient. ```
190
Una volta a destra, | Una volta s sinistra
De ene keer links, | De andere keer rechts
191
Una buona volta | Una volta per tutte
Voor goed | Ophouden met roken
193
Di giorno in giorno
Met de dag
194
Giorno per giorno,nel quotidiano A giorni alterni
Dag in, dag uit Om de dag
195
Poco fa, poc' anzi
Zojuist
196
Gia' da un po'
Al een tijdje
197
Piu o meno alle dieci
Om een uur of tien
198
Cade di domenica
Valt op zondag
199
Hai 2 ore di tempo
Je hebt 2 uur de tijd
200
Almeno 2 ore
Ten minste 2 uur
201
Costare tempo
Tijd kosten
202
Sempre piu' frequentemente
Steeds vaker
203
Appena partito Appena arrivato Appena in tempo
Net vertrokken Net aangekomen Net op tijd
204
Non piu' | Appena appena ancora
Niet meer | Termauwernood meer
205
E' durato infinitamente a lungo
Het duurde | Oneindig lang
206
Alla fine Dovetti ammettere Che lui aveva ragione
Uiteindelijk Moest ik toegeven Dat hij gelijk had.
207
Anno bisestile
Schrikkel.jaar
208
A ritmo tranquillo
In een rustig tempo
209
La ventenne Lies
De twintigjarige lies. | Het vijfjarige jongentje
210
E' trentenne I trentenni
Is dertiger Dertigers
214
Accadere | Non verificarsi
Gebeurten | Uitblijven
215
Rimandare A dopo A data da destinarsi
Voor onbepaalde tijd Tot later Uitstellen
216
Te l ho gia' detto 100 volte
Dat heb ik NU al 100 keer gezegd
217
Ogni giorno | Ogni settimana
Elke dag | Elke week
218
Ieri sera
Gisteravond
219
Da un tempo considerevole
Al geruime tijd
220
Il primo decennio del 21mo secolo
Het eerste decennium van de een.en.twintigste eeuw
221
Non appena
Zodra
222
``` A quel tempo Dall ' inizio Fin dall' inizio All' inizio All' improvviso ```
``` Destijds Vanaf het begin Van begin af - aan In het begin Zomaar ineens ```
223
``` A quel tempo Dall ' inizio Fin dall' inizio All' inizio All' improvviso ```
``` Destijds Vanaf het begin Van begin af - aan In het begin Zomaar ineens ```