Le fasi della vita Flashcards

1
Q

il ragazzo

A

de jongen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

crescere

A

groeien
Hard groeien
Groeien als kool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

crescere

A

groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

laragazza

A

het meisje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

diventare adulti

A

opgroeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

il gioco

A

het spel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

svilupparsi

A

zicht ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

l’aquilone

A

de vlieger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

far crescere

A

grootbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

la bambola

A

de pop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oppuparsi di

A

onderhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

la pagetta

A

het zakgeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lo sviluppo

A

de ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

la babysitter

A

de babysitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

la fasa

A

de fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

la scuola materna

A

de kleuterschool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

educare

A

opvoeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

l’educazione

A

de opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

l’attacco di rabbia

A

de woede.aanval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

L’eta’

A

de leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

arrabbiato con…

A

kwaad op…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

l’anziano

A

de bejaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

l’anziano

A

de bejaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

quanti hanni hai?

A

hoe oud word je?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
non ne so niente
al sla je me dood
26
il bambino prodigio
het wonderkind
27
morire
doodgaan
28
il bambino selvaggio
de wildeman
29
morire
omkomen
30
una persona che non sa stare ferma
een draaikont
31
scampare
ontkomen
32
sotto i tre anni
onder de twee jaar
33
sopravvivere
overleven
34
il libro illustrato
het prenten boek
35
il defunto il morto
de overledene de dood
36
l'incubo
de nachtmerrie
37
seppellire
begraven
38
la babysitter
de oppas
39
la sepoltura
de begrafenis
40
fuori dalla portata dei bambini
buiten bereik van kinderen
41
la gravidanza
de zwangerschaap
42
bambini sotto sorveglianza
kinder onder begeleidiging
43
l anticoncezione
de anticonceptie
44
il sorvegliante
de begeleider
45
Il contraccettivo?
het voorbehoedmiddel
46
crescere qualcuno accudire
groot brengen
47
la pillola
de pil
48
crescere
Groeien R
49
l aborto
de abortus
50
dare fastidio
vervelen R
51
mestruata
ongesteld
52
prendere in giro
pesten R
53
mestruazione
de menstruatie
54
fare i dispetti
plagen R
55
educazione sessuale
seksuele voorlichting
56
viziare
verwennen R
57
esplorare
verkennen R
58
scalare
klimmen
59
comportarsi
zich gedragen
60
calmarsi
bedaren R
61
deridere per gravi errori
beschimpen voor blunders R
62
leggere per qualcuno
voorlezen
63
avere paura di...
bang zijn voor
64
fare paura
bang maken
65
piangere
huilen R
66
ridere
lachen
67
crepare dalle risate
schateren van het lachen
68
furioso
woedend
69
gentile o cortese
beleefd
70
ubbidire
gehoorzamen R
71
fare i compiti
huiswerk doen
72
disubbidiente
ongehoorzaam
73
La gravida
De zwanger
74
La nausea mattutina
De zwangerschaps misselijkheid
75
Il permesso di lavoro x materita
De zwangerschaps verlof
76
Il travaglio
De weeen
77
La ostetrica
De vroedvrauw
78
Il neonato
De pasgeborene
79
Il bebe
De baby
80
Il pacifier
De vredestichter
81
La carrozzina
De kinderwagen
82
Il pannolino
De luier
83
Il ciuccio
De fopspeen
84
La culla
De wieg
85
La bottiglia
De fles
86
Il girello
De looprek
87
Il bambino piccolo
De peuter
88
L asilo
De creche
89
Il gioco
De speel goed
90
Il bambino e nato 2 mesi fa
De baby werd 2manden geleden geboren.
91
In grembo
Op schoot
92
Il compleanno
De verjaardag
93
tenere sotto controllo
Onder controle te houden
94
Festeggiare
Wensen R
95
fare un regalo
Cadeau geven
96
allattare
Borstvoeding geven
97
Chiamare ovvero dare il nome di...
Noemen R
98
Avere nella pancia
Baren R
99
essere nati
Geboren worden
100
auguri!
gefeliciteerd
101
il biglietto di auguri
de wens.kaart
102
il teenager
de tiener
103
il teppista
de pestkop
104
l'identita
de identiteit
105
il giro
de vrienden.kring
106
il foruncolo
de puist
107
la puberta
de puberteit
108
il gruppo musicale
de band
109
i giovani
de jongeren
110
il segreto
jet geheim
111
la dieta
het dieet
112
lo skatepark
het skatepark
113
indipendente
onafhankelijk
114
lunatico
humeurig
115
minorenne
minderjarig
116
esplorare
verkennen of exploreren R
117
scoprire
ontdekken R
118
sperimentare
experimenteren R
119
ribellarsi
rebelleren R
120
andare in giro
rondhangen
121
il party
het feest
122
molto accogliente
reuzegezellig
123
divertirsi
vermaken R
124
divertirsi
veel plezier hebben
125
fare casino
rotzooi trappen
126
robaccia
rotzooi
127
prendere in giro
pesten
128
l'adulto
de volwassene
129
l'uomo
da man
130
la donna
de vrouw
131
il progetto
het plan
132
il preparativo
de voorbereiding
133
l'epsrienza
de ervaring
134
l'ipoteca
de hypotheek
135
il debito
de schuld
136
la carriera
de carriere
137
lo stile di vita
de levensstijl
138
il fiore degli anni
de bloei van zijn leven
139
la responsabilit
de verantwoordelijkheid
140
la maternita
het moederschap
141
la signora
de dame
142
essere impegnato
het druk hebben
143
la propriet
het eigendom
144
l'educazione
de opvoeding of de educatie
145
maturo
rijp
146
maggiorenne
meerderjarig
147
lavorare
werken -R
148
mantenere
onderhouden
149
crescere allevare qualcuno
grootbrengen
150
debitore
schuldig
151
l'artrite
de artritis
152
la senilita
de seniliteit
153
la ruga
de rimpel
154
la saggezza
de wijsheid
155
il bastone
de wandelstok
156
la pensione
het pensioen
157
andare in pensione
met pensioen gaan
158
i capelli grigi
het grijze haar
159
con le tempie grigie
met grijze slapen
160
la dentiera
het kunstgebit
161
l'apparecchio acustico
het hoorapparaat
162
la casa di riposo
het bejaardentehuis
163
il passato
het verleden
164
il futuro
de toekomst
165
la badante
de oppas
166
vecchio
oud
167
vecchio
bejaard
168
debole
zwak
169
smemorato
vergeetachtig
170
invecchiare
ouderworden
171
ripensare ai vecchi tempi
herinneringen ophalen R
172
il ricordo
de herinnering
173
ricordarsi di qualcosa
zich iests herinneren
174
riconoscere
herkennen
175
la nostalgia
de nostalgie
176
la morte
de dood
177
la sepltura
de begrafenis
178
la cassa
de kist
179
la cenere
de as
180
la corona
de rouwkrans
181
la vedova e il vedovo
de weduwe f en de weduwnaar m
182
l omicidio e il suicidio
de moord de zelfmoord
183
il lutto
de rouw
184
la perdita
het verlies
185
la tomba
het graf
186
il testamento
het testament
187
il cadavere
het lijk
188
il cimitero
het kerkhof
189
le condoglianze
de deelneming
190
la lapide
de grafsteen
191
la compassione
het medelijden
192
morto
dood
193
mortale
dodelijk
194
essere in lutto
rouwen R
195
morire
sterven R
196
piangere
treuren R
197
cremare
cremeren R
198
essere sepolti
begraven zijn
199
uccidere
doden R
200
parlare male di qualcuno
roddelen R
201
Il testamentoL eredita'L erede (m)
De testamentHet erfgoedDe erfgenoot (m)
202
A tavola!Pulire la bocca dopo mangiato.
Aan tafel!Veeg je mond af.Afvegen.
203
Avere un banbino
Een kind krijgen.Ik heb een kind gekregen.
204
Un bambino beve (il latte) dalla mamma
Een kind drinkt bij de moeder
205
Sopra e sotto i cinquanta (anni)
Boven en onder de 50.
206
Il ricattoLa minaccia
De chantageDe dreiging
207
PartorireIl partoMi piace
BevallenDe bevallingDat bevalt me
208
crescere
groeien
209
diventare adulti
opgroeien
210
svilupparsi
zicht ontwikkelen
211
far crescere
grootbrengen
212
oppuparsi di
onderhouden
213
lo sviluppo
de ontwikkeling
214
la fase
de fase
215
educare
opvoeden
216
l educazione
de opvoeding
217
L'eta'
de leeftijd
218
l'anziano
de bejaarde
219
non ne so niente
al sla je me dood
220
morire
doodgaan
221
morire
omkomen
222
scampare
ontkomen
223
sopravvivere
overleven
224
il defunto il morto
de overledene de dood
225
seppellire
begraven
226
la sepoltura
de begrafenis
227
la gravidanza
de zwangerschaap
228
l anticoncezione
de anticonceptie
229
il defunto il morto
het voorbehoedmiddel
230
la pillola
de pil
231
l aborto
de abortus
232
mestruata
ongesteld
233
mestruazione
de menstruatie
234
educazione sessuale
seksuele voorlichting
235
Rimbambito , senile
Kinds
236
Limitazioone delle nasciteTasso di natalita'Certificato di nascita
Geboorte.beperkingG.cijferG. Akte
237
Lasciare in eredita'
NalatenOmettere
238
L eredita'
De nalatenschap
239
Cerimonia
Trouw.ceremonieAfstudeer.ceremonieBegravenis.ceremonie
240
La nascitaBiglietto di auguriAvere un bambino in panciaIl ciuccioIl girelloTenere sotto controlloDisubbidiente
De geboorteDe wens.kaartBarenVredestichtetDe looprekOnder controle te houdenOngehoorzaam
241
L infanziaLa paghettaL incuboFuori dalla portata dei bambiniBambini sotto custodia (guida)La guida
De kinderjarenHet zakgeldDe nachtmerrieBuiten bereik van kinderenKinder onder begeleidingDe begeleider
242
Il teppistaPrendere il giroDare fastidioDeridere per i gravi erroriRidere a squarcia gola
De pestkopPestenPlagenBeschimpen voor blundersSchateren (van het lachen)
243
De pestkopPestenPlagenBeschimpen voor blundersSchateren (van het lachen)
De pestkopPestenPlagenBeschimpen voor blundersSchateren (van het lachen)
244
De pestkopPestenPlagenBeschimpen voor blundersSchateren (van het lachen)
Verkennen , explorerenOntdekkenExperimenterenRebelleren
245
Sotto guidaLa tassazioneL investimentoL assedioL insulto
Onder begeleidingDe belastingDe beleggingDe belegeringDe beleidiging
246
In inutile spreco di tempo , energia e denaro
Een nutteloze verspilling van tijd, energie en geld.
247
Quanti anni le dai?
Hoe oud schat je haar?SchattenZelfoverschatting
248
Ricercare (perseguire)la felicita'Anche: inseguire, rincorrere
Geluk najagen
249
Marmocchio
Dreumes
250
Halina ha alla fine incontrato l ' uomo dei suoi sogni.
Halina liep Eindelijl De man van haar dromen Tegen het lijf
251
Figlio tardivo
Achter.komertje
252
Dare alla luce un bambino / a
Een zoon, een dochter Baren Zijn heeft een zoon gebaard
253
I bambini sono (solo) fastidi
Kinderen Zijn Hinderen
254
Il funerale
Uitvaart
255
Piagnucolare
Janken
256
Rimanere incinta in modo non progr Essere sconvolto Andare nel panico
Ongepland zwanger raken Overstuur raken In paniek raken
257
Il pianto continuo | del bambino
De onafgebroken Gehuil Van het kind
258
Birichino, furfante
Deugniet Deugen = essere bravo, adatto
259
Un ventenne/ trentenne
Een twintiger/ dertiger
260
Il bambino che gira con le chiavi di casa
De sleutel.kind