Bewegen / movimento Flashcards
Chinarsi
Bukken
muovere, far muovere, muoversi
bewegen
Beweging
Fatica sprecata
Verspilde moeite
Verspillen
il movimento
de beweging
Lo sforzo
Faticoso
Senza sforzo
De moeite
Inspanning
Moeiteloos
cambiare
van plaats veranderen
Inciampare
Rotolare, ruzzolare
Struikelen
Rollen (van de trap)
con questo movimento mi fa male il braccio
bij deze beweging doet mijn arm pijn
Per strada verso
Onderweg naar
al minimo movimento
bij de minste beweging
Camminare in punta di piedi
Op zijn teentjes lopen
il gesto
het gebaar
Scendere giu’ da (un fiume…)
Avvicinarsi
Allontanarsi
Afkomen
Afkomen op
Afkomen van
chiamare con un gesto
wenken
Andare avanti e indietro
Heen en weer lopen.
Ijsberen.
mimare
uitbeelden
Avvicinarsi , farsi vedere
Komen aangelopen
Jips moeder komt aangelopen.
svolgere, compiere qualcosa
iets verrichten
Direzione Opposta
Tegenovergestelde richting
fare
doen
Riscaldare i muscoli
Zich opwarmen
la azione
de daad
Reggersi in piedi
Alzarsi in piedi
Overeind blijven
Overeind komen
tu sei responsabile delle tue azioni
je bent verantwoordelijk voor je eigen daden
Saltare un ostacolo
Springen over de horde
la seccatura
het gedoe
Fare sport Competizione Gara Competitivo Fallire il bersaglio/obiettivo
Sporten- doen aan sport Competitie Wedstrijd Geen wedstrijd.mentaliteit hebben Het doel missen
che scocciatura!
wat een gedoe! (wat vervelend!)
Stancare
La stanchezza
Vermoeien
De vermoeidheid
l’azione
de actie
Pestare
Stampen
l’attivita’
de activiteit
La partenza
Het weg.gaan
attivo
actief
Imbattersi in qualcuno
Iemand tegen het lijf lopen
vivace
leventig
Girarsi , voltarsi
Omdraaien
impegnarsi
zich inspannen
Dove vai?
Waar ga je heen?
Waar ga je vandaan?
io voglio superare l’esame percio’ mi impegno di piu’
ik wil slagen VOOR het examen, dus span ik me extra in
Lasciare andare o venire
Lo lasceresti venire da me?
Sturen naartoe
Wil je hem naar me toe sturen?
Iemand stuurt iemand ergens naartoe
sforzo
de inspanning
Sdraiarsi sul fianco
Op zijn zij liggen
costare sforzo
inspanning kosten
Camminare in punta di piedi
Op je teentjes lopen
fatica
de moeite
Jip e janneke vengono condotti fuori dalla camera
J e j worden de kamer uitgestuurd.
senza fatica
moeiteloos
Avvicinarsi
Allontanarsi
Afkomen op JeJ
Afkomen van
costare fatica
moeite kosten
fare fatica
moeite doen
fare fatica con , trovare difficile
moeite hebben met (moeilijk vinden)
agire
handelen (snel handelen)
Incontrare
Tegenkomen
intralciare
ophouden
Inciampare
Struiken
smettere
ophouden met
ostacolarre
tgenhouden
provocare problemi, creare problemi
problemen veroorzaken
continuare
vervolgen (T)
la pausa e’ passata, continuiamo la lezione
de pauze is voorbij, we vervolgen de les,
to be continued
wordt vervolgd
venire
komen
avvicinarsi
afkomen op
stare dietro
bijkomen
tornare a casa
thuiskomen
Huiswaarts keren
entrare
binnenkomen
tornare indietro
terugkomen
raggiungrere
terechtkomen = belanden
avvicinarsi
naderen = dichterbijkomen
avvicinarsi
benaderen
via
weg
dover andare via
weg moeten
andare via
weggaan
andare via, lasciar
weggaan van iets of iemand = verlaten iets of iemand
Rimanere , non andare via insieme
niet meegaan = achterblijven in het vakantiehuis
stare dietro
bijhouden
le altre auto
de andere auto’s reden zo hard dat we ze niet konden bijhouden
sparire
verdwijnen
il mio portafoglio è sparito
mijn portemonnee is verdwenen
umiliare
vernederen
portare via
verwijderen
distruggere
vernielen
buttare via
weggooien
andare via a piedi
weglopen
andare via in macchima
wegrijden
scappar via arrabbiato
ervandoorgaan
è scappato via arrabbiato
hij ging er BOOS vandoor
davanti
vooruit
dietro
achteruit
su e giu
op en neer
fai un passo avanti
kom maar een stapje vooruit.
il camion va indietro
de vrachtwagen rijdt achteruit.
Affollato
Intenso
druk = niet rustig
Het is te druk
Druk verkeer
il trasloco è stato una totale scocciatura
de verhuising was een hele GEDOE