VO4.2: Moleculaire analyse van tumoren Flashcards

1
Q

welk enzym voert transcriptie uit?

A

RNA polymerase II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe werken algemene transcriptiefactoren van RNA poly II?

A

binden eerst aan promotor, waarna het RNA poly II bindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke plek in het DNA is de promotor?

A

waar transcriptie begint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waaruit bestaat een enhancer element?

A

basevolgorde in het DNA: deze binden specifieke transcriptiefactoren. deze bepaalt hoeveel transcriptiefactoen worden gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar in het DNA in de enhancer?

A

heeft geen vaste plek, kan zelfs in intron. wel meestal zelfde chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

5’- GGGTTACGAA- 3’ complementair met

A

5’TTCGTAACCC-3’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

in welke richting is DNA-synthese?

A

5’=> 3’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke mutatie in het DNA kan hebben plaatsgevonden wanneer het mRNA langer is dan normaal en het eiwit korter dan normaal?

A

splice donor mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

voor primers heb je altijd

A

een foward en een backward nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

analyse DNA

A
  • FISH
  • PCR
  • sequencing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

analyse RNA

A
  • RNA plot
  • RT-PCR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

analyse eiwitten

A
  • westernblot
  • immunokleuring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

FISH wat kan er worden onderzocht

A
  • metafase chromosomen
  • interfase kernen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat gebruikt FISH

A

probe: bekend stuk enkelstrengs DNA/RNA dat kan hybridiseren met specifiek enkelstrengs DNA/RNA => lichtgevende stipjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

PCR target

A

tussen de 2 primers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

PCR toepassingen

A
  • opsporen translocaties
  • meten van mismatch repair activiteit
16
Q

western blotting toepassingen

A
  • eiwitanalyse
  • specifieke antilichamen
17
Q

welke info kan je verkrijgen met western blotting?

A
  • grootte v eiwit: plaats van band (onder=klein)
  • hoeveelheid eiwit: dikte van band
  • modificatie (bv fusie-eiwitten door chromosomale translocaties)
18
Q

tumorsuppressorgenen moeten … genen worden uitgeschakeld om tumor te worden, oncogenen …

A

2 en 1

19
Q

twee plekken waar translocaties kunnen plaatsvinden

A
  1. breekpunt bij coderend gen
  2. breekpunt bij promotor/enhancer: gen verandert niet, expressie wel
20
Q

5 ‘primer PCR bindt … van gen
3’ primer PCR bindt … van gen

A

begin
eind

21
Q

hoeveel probes worden gebruikt bij BCR-gen?

A

2

22
Q

translocaties bij CML

A
  1. ABL gaat van 9 => 22
  2. BCR 5’ blijft op 22
  3. BCR 3’ gaat van 22 => 9
23
Q

philadelphia gen bevat

A

ABL en BCR 5’

24
Q

welke kleuringen zijn nodig om philadelphia chromosoom aan te tonen?

A
  • 5’ prime PCR
  • ABL
25
Q

hoe zou de extra 8.5kb mRNA blot bij een CML pt verklaard kunnen worden?

A

fusie mRNA BCR-ABL; je ziet dezelfde band bij ABL probe als bij 5’ BCR probe. met 3’ BCR probe zou je het niet kunnen zien

26
Q

RT-PCR

A
  1. mRNA uit beenmerg isoleren
  2. mbv poly T primer en het enzym reverse transcriptase => cDNA
  3. cDNA => PCR mbv primers specifiek voor BCR en ABL
  4. DNA-fragmenten scheiden dmv gel elektroferese + DNA zichtbaar
27
Q

folliculair B-cel lymfoom chromosomen

A
  • 14 = langer = IgH
  • 18 = korter = BCL-2
28
Q

folliculair B-cel lymfoom mensen

A

oude mensen

29
Q

folliculair B-cel lymfoom patho

A

BCL-2 gen dichter bij IgH enhancer dus BCL2-gen expressie onder controle van IgH enhancer waardoor transcriptie te sterk aan staat van B-lymfocyten.

30
Q

lymfoom van burkitt

A

c-myc gen van Chr8 naar enhancer van IgH-gen op Chr14. transcriptie c-myc = heel sterk gestimuleerd

31
Q

lymfoom van burkitt mensen

A

jong

32
Q
A