oude tentamenvragen Flashcards

1
Q

Wat is de meest belangrijke verklaring voor deze verdubbeling?

A

demografische veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hieronder staan drie beweringen over het gebruik van OncoMouseTM in kankeronderzoek.
Welke van onderstaande bewering is of welke zijn juist?

A

Het wetenschappelijke belang van het onderzoek moet opwegen tegen het lijden en ongerief bij OncoMouseTM proefdieren.

Het gebruik van OncoMouseTM voldoet aan de drie Vs van de dierethiek omdat het leidt tot verfijning van dierexperimenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke uitspraak over de ‘hallmarks of cancer’ is juist?

A

Een maligne tumor vertoont meestal niet alle hallmarks of cancer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke van de onderstaande stellingen over (bio)markers is juist?

A

Een positieve predictieve marker voorspelt het beloop van systeemtherapie bij coloncarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het gevolg van een MDM2 genamplificatie in een tumor op de regulatie van p53 en de reactie op DNAbeschadigende chemotherapie?

A

Genamplificatie zorgt voor verhoogde MDM2 eiwit concentratie(1p) waardoor geen vrije of lage concentratie p53 aanwezig is in de kern (1p) waardoor p21
en BAX niet tot expressie komen (1p) en apoptose niet plaats vindt.(1p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem twee argumenten waarom het belangrijk is om een goede interpretatie van de morfologie van hematopoietische cellen
te kunnen geven.

A
  • hiermee kunnen (1) differentiatielijn en (2) rijpingsstadium van hematopoietische cellen worden bepaald (2 x 1p)
  • bij ophoping van cellen met een specifieke morfologie in bloed en/of beenmerg is dit een indicatie van het type aandoening / leukemie (1p)
  • het type leukemie is bepalend voor de behandeling en de prognose van de patiënt (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Clonale hematopoiese wordt gekenmerkt door verworven mutaties in bloedvormende stam- en voorlopercellen. Dit komt in ~10% van ouderen voor, zonder dat er sprake is van klinische kenmerken van (voorstadia) van acute myeloide leukemie (AML).
Welke van de onderstaande uitspraken over deze verworven mutaties in clonale hematopoiese bij ouderen is of welke zijn juist?

A

Het zijn vaak “driver” mutaties in AML, maar als geïsoleerde mutaties niet pathogeen.

Ze hebben voorspellende waarde voor het risico op AML.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke bewering over microsatelliet instabiliteit is juist?

A

het wordt waargenomen bij een defect in het Mismatch Reparatie (MMR) DNA herstel systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

genome wide NER

A

1 herkenning DNA beschadiging door XPC/RAD23B complex
2 ontwinden DNA door helicase activiteit XPD en XPB
3 aanbrengen enkelstrengs DNA breuk door ERCC1/XPF complex
4 excisie enkelstrengs DNA fragment met DNA beschadiging door XPG
5 DNA synthese
6 ligatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke van de onderstaande uitspraken over het mutant eiwit JAK2-V617F is of welke zijn juist?

A

de activiteit van het pseudokinase domain (JH2) van JAK2 is verlaagd

de activiteit van het kinase domain (JH1) van JAK2 is verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij patiënten met primaire myelofibrose (PMF) kunnen 3 verschillende typen gen mutaties voorkomen, te weten:
1. mutaties in MPL, het gen dat codeert voor de thrombopoietine receptor (TPO-R)
2. mutaties in JAK2, het gen dat codeert voor het JAK2 tyrosine-kinase
3. mutaties in CALR, het gen dat codeert voor het calreticuline eiwit
Welke van deze mutaties wordt of worden ook gevonden bij Polycythemia vera?

A

alleen mutatie van JAK2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke twee structuren zijn belangrijk om epitheelcellen aan elkaar te kitten (=zo aan elkaar binden dat moleculen niet
tussen de cellen door kunnen lekken)?

A

desmosomen en adherens junctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke molecuul verschaft intracellulaire stevigheid aan epitheelcellen?

A

actine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke twee rollen hebben matrix metalloproteinases bij tumorprogressie?

A

maakt groeifactoren vrij en breekt onoplosbare componenten af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uitzaaiïngen van bronchuscarcinomen manifesteren zich meestal het eerste in lymfeklieren.
Wat is hierbij het frequentst aangedane station?

A

mediastinaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe heet een metastase die zich manifesteert in een onverwachte klier?

A

skipmetastase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Een metastase kan ook tussen twee lymfklierstations of lymfklieren in gaan uitgroeien in een lymfbaan. Hoe heet dat fenomeen?

A

in transit metastase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Lymfebanen komen ook uit in lichaamsholtes. Hoe heet een dergelijke uitzaaiïngspatroon?

A

transcoelomische metastasering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bij tumoren van het lymfoide- of myeloide type gebruiken we meestal niet de term metastasering maar een andere term.
Welke term is dat? 

A

disseminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bij een patiënt met het familiaire polyposis coli (FAP) syndroom kan de dikke darm duizenden poliepen bevatten.
Wat voor soort poliepen zijn dit?

A

neoplastische poliepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Circulerende tumorcellen kunnen geëlimineerd worden uit de circulatie. Welke cellen zijn hiervoor verantwoordelijk?

A

immuun cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Migratie door de bloedbaan en vervolgens uitgroei tot een metastase wordt gekenmerkt door een fenomeen dat alle
veranderingen weergeeft. Hoe noemen we dit fenomeen?

A

MET

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Fragmenten van tumorcellen kunnen ook ‘meeliften’ met bloedcellen. Welke bloedcellen zijn dit?

A

trombocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem vier aspecten die specifiek zijn voor palliatieve zorg

A
  • stadium van de ziekte (levensbedreigend stadium)
  • kwaliteit van leven belangrijkste uitgangspunt
  • multi-dimensionele benadering
  • gericht op zowel patiënt als naasten
  • acceptatie van de dood als normaal proces
  • wens van de patiënt centraal
  • inclusief rouwbegeleiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat wordt bedoeld met de therapeutische index van systemisch toe te dienen antikankermiddelen?

A

het verschil tussen de dosis die nodig is voor een therapeutisch effect en de dosis waarna toxisch effecten kunnen worden verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom is hoge LET-straling bij gelijke energie effectiever dan lage LET-straling?

A

bij een hoge LET zijn er veel meer ionisaties langs het spoor van een ioniserend deeltje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke van de volgende beweringen over Lead time is juist?

A

het is de periode tussen het preklinisch detecteerbaar worden en de eerste klinische symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat drukt de term relatieve overleving uit?

A

De overleving van patiënten met kanker gecorrigeerd voor de overleving van mensen in de algemene populatie die dezelfde karakteristieken hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem vier andere factoren die het toxisch effect van een stof beïnvloeden

A
  • vorm (actief/inactief, metabole activering)
  • duur van de blootstelling (kort vs lang)
  • interindividuele verschillen in gevoeligheid (genetische heterogeniteit)
  • moment van de dag van blootstelling (chronotoxiciteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welk proces of activiteit is of zijn in normale cellen betrokken bij de activatie van het RAS eiwit?

A

A binding van het docking eiwit Grb2 aan geactiveerde groeifactor receptoren
B binding van de guanine exchange factor (GEF) aan Grb2
D binding van GTP in plaats van GDP aan het RAS eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een centromeer?

A

Het deel van een chromosoom dat als aanhechtingspunt fungeert bij de opdeling van de chromatiden tijdens de mitose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Leg in maximaal 40 woorden uit hoe spectrale karyotypering (SKY) werkt.

A

Je gebruikt voor elk chromosoom specifieke probes (1p) met verschillende kleuren fluorescente markers (1p). Hiermee kleur je een karyogram, zodat elk chromosoom een andere kleur krijgt, die je met een fluorescentie microscoop kunt waarnemen (1p).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke van deze mutaties leidt of leiden tot spontane tyrosine-fosforylering van de TPO-R?

A

A Mutaties in MPL, het gen dat codeert voor de thrombopoietine receptor (TPO-R).
B Mutaties in JAK2, het gen dat codeert voor het JAK2 tyrosine kinase.
C Mutaties in CALR, het gen dat codeert voor het calreticuline eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Geef drie mogelijke veranderingen in de circadiane klok in tumorcellen die dit asynchrone delingsgedrag van de tumorcellen
kunnen verklaren.

A
  • de tumor cellen hebben hun circadiane klok verloren (1 pt)
  • de circadiane klok van de tumorcellen is intact en gekoppeld aan de celcyclus, maar reageert niet meer op klok-synchroniserende prikkels
    (1 pt)
  • de circadiane klok van de tumorcellen is intact, maar ontkoppeld van de celcyclus (1 pt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waardoor kan een dicentrisch chromosoom ontstaan?

A

mutatie in het Trf1 gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat zijn klassieke symptomen van een linkszijdig coloncarcinoomm?

A

veranderd defecatiepatroon
rectaal bloedverlies
krampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de laatste stap bij het aantasten en doorbreken van een basaalmembraan?

A

locomotie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

verschil incisie en excisie

A

Incisiebiopten betekent dat materiaal zonder marge wordt verwijderd, terwijl excisiebiopt altijd een marge van gezond weefsel
heeft.

39
Q

Welk van de onderstaande histologische kenmerken heeft een tubulair adenoom in het colon met laaggradige
dysplasie?

A

pseudostratificatie van kernen

40
Q

Wat is het werkingsmechanisme van anthracyclines?

A

ze remmen topoisomerase

41
Q

bij inductie is respons noodzakelijk, bij neoadjuccant niet

A
42
Q

In de moleculaire diagnostiek van leukemieën kan men gebruik maken van next generation sequencing technieken om oncogene mutaties in
eiwitten te vinden. Hoewel het mogelijk is om het complete genoom te sequencen, beperkt men zich vaak tot de exonen van de genen
(whole exome sequencing of WES).
Noem twee redenen waarom voor WES gekozen wordt.

A
  1. De exonen bevatten het coderend deel van het genoom, hierin zijn de oncogene mutaties aanwezig. (1p)
  2. Het ‘exoom’ beslaan maar 1.5% van het genoom. Met WGS gebruik je 98.5% van de data niet. (1p)
  3. Met WES kun je daarom dieper sequencen waardoor je ook oncogene mutaties die niet in alle cellen voorkomen kan detecteren. (1p)
43
Q

Een patiënt verschijnt op de polikliniek met een afwijkend bloedbeeld. Moleculair onderzoek wijst uit dat er bij deze patiënt sprake is van een
mutatie in een groeifactor receptor, die leidt tot de aanmaak van mutant receptor eiwit MPL-W515L.
Bij welke combinatie van ziektebeelden komt deze mutatie voor?

A

essentiële thrombocytose (ET) en primaire myelofibrose (PMF)

44
Q

Wat is de volgorde van gebeurtenissen die ten gevolge van de MPL-W515L mutatie spontaan worden geactiveerd?

A

1
dimeer vorming van de receptor ketens
2
activering van de JAK kinase eiwitten
3
fosforylering van de receptor ketens
4
binding van signaaleiwitten met een SH2 domein

45
Q

Door blootstelling aan cisplatine heeft het DHFR gen in een cel drie verschillende DNA beschadigingen opgelopen, te weten:
1. een monoadduct in de getranscribeerde streng
2. een intrastreng crosslink in de niet getranscribeerde streng
3. een interstreng crosslink
Welke van deze beschadiging(en) kan/ kunnen door het Globaal Genoom Nucleotide Excisie Reparatie (GG-NER)
DNA herstel proces worden verwijderd?

A

1 en 2

46
Q

Hoe ontstaat een Replication Error (RER) fenotype?

A

Replicatie slippage (1 punt) op dinucleotide repeats in microsatellites (1 punt) worden niet door Mismatch Repair (1 punt) gerepareerd. Leidt tot
heterogeniteit in microsatelliet lengte (1 punt).

47
Q

Topoisomerase 2 remmers, zoals doxorubicine, worden regelmatig toegepast in de kliniek.
Wat is het cellulaire werkingsmechanisme van doxorubicine?

A

vorming van dubbelstrengs DNA-breuken

48
Q

Bij een vrouw van 58 jaar wordt een sterk verhoogd aantal witte bloedcellen waargenomen. De arts vermoedt dat er sprake is
van chronische myeloïde leukemie (CML) in de chronische fase.
Welke van de onderstaande waarnemingen past het best bij dit vermoeden?

A

Veel myeloïde cellen van alle rijpingstadia in het bloed en in het beenmerg

49
Q

Taxanen worden ingezet om verschillende soorten solide tumoren te bestrijden.
Waarop berust het werkingsmechanisme van taxanen?

A

Remming van tubuline polymerisatie.

50
Q

In welke volgorde worden deze stappen uitgevoerd bij massaspectrometrie?

A

1
isolatie van het onbekende eiwit met behulp van SDS-PAGE
2
digestie met behulp van trypsine
3
bepaling van de massa van de peptiden
4
vergelijking van de massa’s van de peptiden met die van peptiden van bekende eiwitten

51
Q

Uitzaaiingen van mammacarcinomen manifesteren zich meestal het eerste in lymfklieren.
Wat is hiervoor de meest aangewezen verklaring?

A

Verhoogde weefseldruk in het carcinoom faciliteert verplaatsing naar lymfebaan.

52
Q

Welke techniek (naast de routine HE-kleuring) gebruikt men in de pathologie diagnostiek om micrometastases aan te tonen in
te onderzoeken lymfklieren?

A

immunohistochemie

53
Q

Wat is de rol van cathepsine bij tumorprogressie?

A

bevordertmatrixafbraak

54
Q
  1. Naar welke twee lymfekliergroepen kan een mammatumor metastaseren? (1p)
    Voordat tumorcellen van de mamma toegang verkrijgen tot de bloedsomloop, komen ze eerst terecht in een ‘laatste lymfeklierstation’.
  2. Hoe noemen we dit lymfklierstation? (1p)
  3. Noem drie organen die behoren tot de belangrijkste doelwitten bij haematogene verspreiding van een mammacarcinoom?
    (1p)
A
  1. Axillair en inframammair (1p)
  2. Supraclaviculair (1p)
  3. hersenen, lever/viscera, skelet
55
Q
  1. Noem twee redenen wanneer een echo abdomen kan worden gebruikt in de oncologie bij follow up. (2p)
  2. Noem één reden wanneer dat niet verstandig is. (1p)
A

Wel :
Testiscarcinoom :zoeken naar pathologische klieren (para-aortaal/iliacaal), levermetastasen.
Niertumor : zoeken naar pathologische klieren (para-aortaal/iliacaal), nieren voor recidief. Levercirrose : op zoek naar hepatocellulair carcinoom.
Eventueel bij screening op levermetastasen (bijvoorbeeld bij een oogmelanoom). (2p)
2.
Niet:
Als de patiënt een hoge/gestegen tumor marker heeft of klachten zeer verdacht voor tumor recidief.
Liever niet bij hele obese/dikke mensen is het soms lastig om alles goed in beeld te krijgen. (1p)

56
Q

Hoe wordt de effectiviteit van adjuvante behandeling bepaald?

A

ziektevrije overleving en totale overleving

57
Q

Wat is het verschil tussen een VAS en een NRS?

A

Bij een VAS, visueel analoge schaal, zet de patiënt een markering op een lijn van 10cm (1p).
Bij een NRS, de numerieke rating schaal, geeft een patiënt een numerieke score op een 0-10 schaal (1p).

58
Q

Noem vier gezonde organen welke in een bestraald gebied kunnen zitten die late effecten kunnen tonen van
radiotherapie.

A

Huid Hyperpigmentatie Cosmetische klachten
Slokdarm Fibrose/vaatschade Passageklachten
Ruggenmerg Myelopathie Neurologische uitval
Nieren Fibrose/vaatschade Nierfunctie verlies

59
Q

Het BUB1 eiwit is nodig om het anafase checkpoint te handhaven. Je vindt een mutatie in het BUB1 gen in een colontumor.
Welke chromosomale afwijkingen zullen waarschijnlijk in deze tumor aanwezig zijn als gevolg van deze mutatie?

A

deleties van chromosomen

60
Q

Welk enzym is wel nodig voor reparatie van oxidatieve schade, maar niet voor herstel van enkelstrengs breuken?

A

glycosylase

61
Q

Hyperthermie, het verwarmen van tumoren tijdens de behandeling, wordt in de kliniek al enige tijd toegepast. Eén van de effecten is afbraak
van het BRCA2 eiwit in cellen.
Wat zal het effect van hyperthermie zijn op de DNA herstelcapaciteit van cellen?

A

vermindering van homologe recombinatiw

62
Q

Is RNA-seq een geschikte methode om oncogene mutaties in eiwitten op te sporen? (

A

Ja. Met RNA-seq krijg je sequentie informatie over alle genen (exons) die tot expressie komen

63
Q

Zijn traditionele micro-array of RT-qPCR analyses hiervoor geschikt?

A

Nee. Met deze methodes moet je van tevoren weten welke genen en sequenties je wilt bekijken. Met RNA-seq kun je onbekende mutaties
in genen (exon) opsporen

64
Q

Het MLL gen is vaak betrokken bij translocaties die gevonden worden in leukemieën. Hierbij ontstaan nieuwe MLL fusie-eiwitten waarbij MLL
sommige van zijn normale functies behoudt.
Welke van de onderstaande functies blijft behouden?

A

binden aan specifieke target genen in het genoom

65
Q

Welke van onderstaande beweringen over het p53 eiwit is/ zijn juist?

A

A p53 is een transcriptie factor die door DNA schade wordt geactiveerd
B MDM2 reguleert de concentratie van p53 eiwit
C p53 activeert de expressie van p21 waardoor de celcyclus wordt geremd

66
Q

Welke uitspraken over deze verworven mutaties in clonale hematopoiese bij ouderen is/ zijn juist?

A

B het zijn vaak “driver” mutaties in AML
C ze verhogen de kans op AML
D als geïsoleerde mutaties zijn ze niet pathogeen

67
Q

Welk twee evolutionaire voordelen biedt het hebben van een circadiane klok?

A

Zorgt er voor dat het lichaam anticipeert op dagelijkse veranderingen in de omgeving (gedrag, fysiologie en stofwisseling afgestemd op
behoefte op het moment van de dag). (1 punt)
Geeft tijdstructuur aan ons lichaam (activiteit van organen op elkaar afgesteld). (1 punt)

68
Q

Leg uit wat synthetische letaliteit in deze situatie betekent.

A

Synthetische letaliteit betekent dat de remmer alleen in combinatie (1p) met de genmutatie leidt tot celdood (1p).

69
Q

Bij diverse tumoren komen zogenaamde paraneoplastische syndromen voor die zich uiten als endocrinopathieën. Ze worden niet direct door
tumor- of metastase-locatie verklaard.
Noem twee voorbeelden van dergelijke paraneoplastische syndromen en noem de factor die hierbij een pathogene rol
speelt.

A

Hypoglycemie/ insuline
SIADH/ ADH-natriuretic hormone
Cushing/ acth of acth like
Hypercalciemie/ parathyroid-related

70
Q

Rangschik de onderstaande stoffen of processen in de juiste volgorde waarin ze achtereenvolgens betrokken zijn bij het
invasieproces.

A

1 Cathepsine D
2 Gelatinase
3 E-cadherine inactivatie
4 Hepatocyte growth factor (HGF)
5 Matrix metalloproteinases (MMP’s)

71
Q

Bij de beeldvorming van een patiënt met een longcarcinoom wordt een vergrote bijnier gezien.
Je bent patholoog en er wordt uit deze laesie gebiopteerd.
Welke twee histologische diagnoses in de bijnier moet je in elk geval overwegen?

A

Bijnierschors adenoom/ Bijnierschorscarcinoom/ Metastase van het longcarcinoom/ Een ontsteking

72
Q

Welke molecuul verschaft intracellulaire stevigheid?

A

keratine/actine

73
Q

Blaascarcinoom is in de regel een FDG avide tumor (1p). Het radiofarmacon FDG wordt echter uitgescheiden via de urine dus bevindt zich
in hoge concentratie in de blaas. Hierdoor is door overstraling van de urine, de activiteit in de tumor vaak niet of nauwelijks zichtbaar(1p).
De metastasen daarentegen liggen verder van de blaas af en hebben dus geen last van overstraling en zijn dus wel zichtbaar (1p)

A
74
Q

Patiënten met Familiale Polyposis coli (FAP, dragers van inactiverende mutaties in het APC gen) krijgen tientallen tot honderden poliepen in
hun dikke darm. Alhoewel dit een hoog aantal is, zijn er nog miljoenen cellen in de darm die niet uitgroeien tot een poliep.
Hoe kan dit verklaard worden?

A

Het tweede APC gen moet geïnactiveerd worden voor een poliep zich kan ontwikkelen (1p). De kans hierop is relatief klein, vandaar dat niet
alle cellen tot poliep uitgroeien (1p).

75
Q

Bij genoom-brede genexpressie analyse van Diffuse Large B Cell Lymphoma (DLBCL) werd gevonden dat de tumoren in twee
grote groepen ingedeeld konden worden, die veel overeenkomsten vertoonden met twee ontwikkelingsstadia van normale B
cellen.
Waardoor wordt dit verschil hoogst waarschijnlijk veroorzaakt?

A

het stadium waarin de differentiatie is geblokkeerd

76
Q

Noem een reden om toch het hele genoom te sequencen

A

Niet alle oncogene mutaties liggen in exonen. Om mutaties/translocaties buiten exonen te vinden is sequencen van het hele genoom de
aangewezen weg

77
Q

Wat is de normale rol van epigenetica?

A

het sturen en stabiliseren van celspecialisatie tijdens de ontwikkeling

78
Q

Op welke manier(en) draagt of dragen tumor-geassocieerde macrofagen bij aan de progressie van deze tumoren?

A

A ze produceren groeifactoren voor tumorcellen
B ze stimuleren nieuwvorming van capillairen
D ze remmen de werking van anti-tumor immuuncellen
E ze faciliteren metastasering van tumorcellen

79
Q
  1. Dimeer vorming van de receptor ketens
  2. Binding van signaaleiwitten met een SH2 domein
  3. Fosforylering van de receptor ketens
  4. Activering van de JAK kinase eiwitten
    Wat is de volgorde van gebeurtenissen
A

1-4-3-2

80
Q

die ouderdoms dingen zijn driver mutaties

A
81
Q

Noem drie belangrijke kenmerken van senescente cellen

A

Senescente cellen produceren SASP eiwitten
zijn permanent in G0/G1
veroorzaken ontstekingsreactie
veroorzaken weefselveroudering/kanker
veranderen van celmorfologie (cellen worden platter en groter)

82
Q

Omschrijf drie kenmerken van klonale hematopoiese

A

In de gezonde bevolking aanwezig (geen hematologische maligniteit)
Vooral bij ouderen (ongeveer 10%)
Zelfde mutaties als die gevonden bij hematologische maligniteiten (vroeg verworven mutaties)
Mutaties geven een groeivoordeel aan stamcellen
Verhogen kans op hematologische maligniteit, maar relatief laag risico
Er zijn factoren die kans op progressie naar AML voorspellen (>1 somatische mutatie, bepaalde typen mutaties en grote van de mutant
kloon (VAF))

83
Q

Wat zijn drie van die historische processen die samenhangen met medicalisering?

A

Uitbreiding van zorgdomein (t.a.v. omvang, werkterrein en indicatiegebieden)
Toegenomen aanzien/invloed van de medische professie in de samenleving
Oftwel: Herdefiniëring van steeds meer vraagstukken/moeilijkheden tot medisch probleem, met als gevolg uitbreiding van de ‘jurisdictie’
van medische professionals.
Ontwikkeling van de gezondheidscultuur: gezondheid is een steeds belangrijkere waarde in de samenleving geworden.
Bovenstaande aspecten zijn steeds meer politiek-juridisch verankerd geraakt: gezondheidszorg is steeds een recht (sociaal grondrecht)
geworden.

84
Q

Dat het vraagstuk van schaarste en keuzen in de zorg om veel meer gaat dan alleen om (de verdeling van) geld, bleek in de
jaren 1980, toen er in Nederland een breed debat werd gevoerd over de grenzen van de gezondheidszorg. Daarbij werd
onderscheid gemaakt tussen vijf verschillende ‘grenzen’.
Welke grenzen waren dat?

A
  1. De grens tussen wat nog wel en wat niet meer gezondheidszorg kan worden genoemd.
  2. De grens tussen wat ethisch nog wel en wat niet meer toelaatbaar moet worden geacht.
  3. De grens tussen effectieve en niet (meer) effectieve / doelmatige en niet-doelmatige zorg.
  4. De grens tussen financierbare en niet meer financierbare zorg
  5. De grens van de grondwettelijke plicht van de overheid tot bevordering van de volksgezondheid
85
Q
  1. Wat is momenteel de meest gebruikte techniek in diagnostische pathologie voor moleculaire tumor analyses? (1p)
  2. Met welke moleculaire techniek kan echter sneller een bepaling worden gedaan (maar met slechts een beperkt aantal
    targets tot slechts 1 target)? (1p)
  3. Hoe worden translocaties in de tumordiagnostiek van solide tumoren meestal vastgesteld? (1p)
A
  1. NGS (1p)
  2. PCR (1p)
  3. in situ hybridisatie / archer (RNA sequencing voor meerdere translocaties) (1p)
86
Q

Waar zou een behandeling aan moeten voldoen om te kwalificeren als goede zorg?

A

Hierin kunnen onder andere naar voren komen (1 punt per juiste mogelijkheid, max. 2 punten):
Goede zorg of behandeling moet niet alleen statistisch significante verbetering ook klinisch significante verbetering van overleving
geven.
Een behandeling moet zoveel mogelijk gepaard gaan met predictieve biomarkers voor maximaal rendement.
Naast verlenging van leven door een behandeling zal ook aantoonbaar stabiliteit of verbetering van kwaliteit van leven aangetoond
moeten woorden (minimale NNT en maximale NNH).
Goede zorg is soms ook geen anti kanker behandeling geven op basis van wens van patiënt of op basis van pre-existente comorbiditeit.

87
Q

Colchicine remt de polymerisatie van tubuline. Hierdoor kunnen geen microtubuli meer gevormd worden.
Wat is het effect van toevoeging van colchicine aan een celkweek met delende cellen?

A

Cellen zullen zich ophopen in de prometafase van de mitose.

88
Q

Wat zijn de drie belangrijkste stappen bij de synthese van micro-RNA’s?

A

Micro-RNA wordt gecodeerd in het genoom, dat door RNA polymerase wordt getranscribeerd (1p), dan wordt het pri-micro-RNA door Drosha geknipt tot pre-micro-RNA (1p) en tenslotte knip DICER het tot zijn mature vorm van micro-RNA (1p).

89
Q

Welke van de onderstaande waarnemingen past het best bij AML?

A

veel myeloblasten in het bloed en in het beenmerg

90
Q

Een vrouw van 42 jaar heeft baarmoederhalskanker met 1 lymfkliermetastase in de iliacale regio rechts naast de primaire tumor. Zij wordt
behandeld met uitwendige en inwendige radiotherapie. Tijdens de uitwendige bestraling wordt het doelgebied ter plaatse van de cervix en
de regionale lymfklierstations behandeld.
Noem vier klachten waar patiënte last van zou kunnen krijgen tijdens de uitwendige bestraling.

A
  • Diarree
  • Darmkrampen
  • Loze aandrang
  • Cystitis/frequent plassen
  • Moeheid
91
Q

fixatiemasker

A
92
Q

Gedeelde besluitvorming heeft een aantal voordelen.
Welke van onderstaande voordelen worden door onderzoek onderbouwd?

A
  • meer kennis bij pt
  • betere arts-pt verhouding
  • betere therapietrouw
93
Q
A