H6.4: Curatieve en palliatieve chirurgische oncologie Flashcards
1
Q
een pt is operabel
A
er zijn geen medische contra indicaties tegen een operatieve ingreep
2
Q
de operabiliteit hangt af van
A
de patient en de operatie
3
Q
niet resectabel
A
tumor is technisch niet verwijderbaar
4
Q
resectabiliteit is onafhankelijk van
A
fitheid pt
5
Q
R1
A
microscopisch radicaal
6
Q
R2
A
macroscopisch radicaal
7
Q
neoadjuvant
A
- chemo/radio pre-operatief
- eig alleen maar als het primair resectabel is
8
Q
inductie
A
- bij primair niet resectabel
- chemo pre-operatief om te downstagen
- je gaat van niet-curatief naar curatief traject
9
Q
wat geeft een betere overleving, neoadjuvant of inductie?
A
neoadjuvant
10
Q
curatieve chirurgie voorwaarden
A
- kennis biologisch gedrag primaire tumor:
= overleving
= verspreiding/meta
= noodzakelijke marges rond afwijking bij resectie - radicale resectie van primaire tumor moet mogelijk zijn
- meenemen van regionale lymfeklieren
- relatief kleine kans op morbiditeit en mortaliteit
- aandacht voor functiebehoud
- aandacht voor cosmetiekbehoud
11
Q
curatieve chirurgie afwegingen
A
- juiste diagnose
- klinische stadiering
- leeftijd
- nevendiagnose
12
Q
wanneer palliatieve chirurgie
A
- tumorgroei geeft klachten
- goede kans dat chirurgie klacht verhelpt
- kleine kans op morbiditeit en mortalitiet
- kennis biologisch gedrag tumor: levensverwachting
(- aandacht behoud functie/cosmetiek - verlenging van leven)
13
Q
A