HC.CT-MT: hart Flashcards
1
Q
LO hart volgorde
A
- algemene indruk
- metingen
- inspectie
- palpatie
- percussie
- auscultatie
2
Q
waarop let je bij algemene indruk qua hart?
A
- houding
- dyspnoe/orthopnoe
- huidskleur
- cyanose
- mate van transpiratie
- oedemen
3
Q
welke metingen kan je doen?
A
- pols HR: frequentie, regulariteit en equaliteit (15s meten)
- ademhaling: frequentie, regulariteit, teugvolume (30s meten)
- bloeddruk (RR)
- centraal veneuze druk (CVD)
4
Q
oefen de tafel van 4 voor de HR
A
5
Q
centraal veneuze druk
A
maat voor druk in rechter atrium; maat voor functie rechter harthelft
6
Q
waar kijk je naar bij inspectie?
A
- ademhaling
- thoraxvorm
- huid: thoracale littekens, aanwezigheid pacemaker
- zichtbare pulsaties
7
Q
palpatie
A
- ictus cordis
= plaats tov middenclaviculairlijn of hij er binnen of er buiten ligt
= breedte in cm of aantal intercostaal ruimten
= intensiteit, equiliteit - thrills (souffle)
= over het uitstroomtrajcet grote vaten
= in de regio epigastrico
8
Q
percussie
A
- plaatsbepaling (levocardie of dextrocardie)
- bepaling linker hartgrens => hartgrootte
9
Q
auscultatie
A
- frequentie
- ritme
- hoeveel tonen
- bepaal 1ste en 2de toon, evt 3de en 4de
- bijgeluiden zoals souffles, pericardwrijven
10
Q
uitstroomtrajecten
A
- aorta-klep
- pulmonalis klep
- punt van erb
- tricuspidalis klep
- mitralis klep
11
Q
volgorde auscultatie
A
- punt van erb: frequentie, ritme, tonen
- aorta
- pulmonalis
- tricuspidalis
- mitralis
12
Q
kort laaang kort laaaang
A
S1 = kort = systole
S2 = lang = diastole
13
Q
3de toon
A
kort na de tweede
14
Q
4de toon
A
vlak voor de eerste
15
Q
souffle karakteristieken
A
- plaats in cardiale cyclus (sys vs dias)
- puntum maximum
- luidheid