H6.6: Systemische therapie; mechanisme, indicatie en evidence Flashcards
neoadjuvant
- bij resectabele ziekte: respons!
- beperkte behandelduur
- GEEN responsevaluatie (tenzij het niet goed gaat)
- altijd het definitieve vervolgplant uitvoeren
inductie
- zo intensief mogelijk = respons
- beperkte behandelduur, maar doorgaan als nuttig
- ALTIJD responsevaluatie
- vervolgplan onzeker
adjuvant
- volgend op een in opzet curatieve primaire behandeling
- zo intensief mogelijk qua dosisintensiteit
welke weefsels zijn vooral gevoelig voor acute toxiciteit?
sneldelende weefsels. de therapie is namelijk ingezet op tumor=sneldelend weefsel. dus fysiologisch snel delend weefsel wordt ook meegenomen qua schade;
- haren
- slijmvliezen
- beenmerg
hoe zit het met herstel van acuut/chronische klachten bij chemo?
acuut herstelt zodra je stopt met chemo, terwijl chronische klachten heel langzaam weggaan
langzaam delende weefsels
- nieren
- zenuwen
- hartspier
- longweefsel
- lever
alkylerende middelen
=> maakt DNA adducts waardoor schade en celdood
platinum verbindingen
door DNA adductvorming en crosslinks vorming remming van transcriptie/replicatie
bijwerkingen platinum verbinden
- zenuwschade
- nierschade
topoisomerase remmers
DNA breuken in S-fase
microtubulaire middelen
remmen depolymerisatie van tubulines in M-fase
vroege bijwerkingen cytotoxische middelen
- effect op snel delende weefsels
- beenmerg, maag-darmslijmvlies, haren
- meestal dosis afhankelijk
- soms levensbedreigend
- meestal reversibel
late bijwerkingen cytotoxische middelen
- effect op traag delende weefsels
- hart, longen, nieren, zenuwbanen, lever
- vaak blijvende effecten, soms deels reversibel
- soms dodelijk
chemo heeft een
overtuigende level of evidence: er is gwn heel veel over bekend, dus echt een hoeksteen van behandeling
cancer specific drugs werking
pakt iets op een kankercel aan dat een gewone cel niet heeft; vaak cytostatisch ipv cytotoxisch
het pakt signaaltransductieroutes op kankercellen aan
epidermale groeifactoren en -receptoren
zitten op de huid => huidtoxiciteit
belangrijk onderscheid tussen monoclonal antibodies (MAB) en kleine molecuul drugs (NIB)
- MAB’en laten een hele lastige dosis-respons curve zien. het is niet hoe meer, hoe beter. het werkt of het werkt niet.
- MAB heeft lange halfwaardetijd
- MAB iv
- MAB praktische consequenties bij targets op normaal weefsel
- ! MAB gaat GOED met chemo, NIB gaat NIET goed met chemo
chemo met mab/nib
- chemo met mab: ja
- chemo met nib: nee
nib
grijpt receptor aan binnenkant aan: is klein
mab
grijpt receptor aan buitenkant aan: groot molecuul
hormoontherapie
is geweldig! meest tumor-specifiek, maaaaar heel weinig tumoren zijn geschikt voor hormoontherapie
hormoontherapie toepassingen
- prostaatkanker
- borstkanker
- sommige endometrium carcinomen
effectiviteit van immunotherapie (en hormonaal)
wordt pas duidelijk op hele lange termijn. dus alleen toepasbaar bij tumoren waar je wel wat tijd hebt totdat die respons komt
maar bij sommige werkt het wel heel snel, zoals bij MSI-tumoren
ADC= antibody drug conjugaten
- combineert best of both worlds:
- chemotherapie vastgekoppeld aan monoclonale antilichaam (MAB)
- je gebruikt het antilichaam als een soort kruiwagentje: het koppelt mooi aan de kankercelreceptor, en aan de andere kant hangt er chemo aan vast. dan wordt het geinternaliseerd, door lage pH in kankercel heb je disassociatie van cytotoxische middel van het MAB:
HEEL SPECIFIEK !!!!! - relatief nieuw