H6.1: Introductie en definities klinische antikanker therapieën Flashcards

1
Q

performance status WHO

A

0= helemaal niks mis mee, volledig actief en in staat om alles te doen
5= dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

doelstellingen

A
  • preventie
  • curatief
  • palliatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

adjuvant

A

AANVULLENDE behandeling op een in opzet CURATIEVE interventie

nabehandeling; post-operatief

met curatieve intentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

neo-adjuvant

A

aanvullende behandeling (systeem therapie) VOORAFGAAND aan de curatieve chirurgische interventie

en je weet dat die operatie daarna gaat volgen; 1 pakket

voorbehandeling; pre-operatief

in principe geen indicatie om tijdens dit systeemtraject met scans dingen te gaan vervolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

inductiebehandeling

A

behandeling geven met een nog onzekere tweede stap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

verschil inductie behandeling en neoadjuvante behandeling

A

bij neo adjuvant heb je een soort zeker traject. bij inductie is het eerst zien of het werkt en daarna nadenken verder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

operabiliteit

A

klinische conditie (comorbiditeiten etc) vd pt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

resectabiliteit

A

zegt iets over tumor zelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

radicaal

A

zonder macroscopische tumorrest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

R0 status

A

je hebt radicaal geopereerd: er is geen tumor in achtergebleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

rondfietsende tumorcel

A

als iemand primair geopereerd is, krijgt de standaard aantal uren om na te behandelen, dan zeggen we ‘alles is weg, er kan nog een rondfietsende tumorcel zijn maar die zien we niet’

in principe doe je tijdens een adjuvant traject geen verdere beeldvorming om het effect van je behandeling te evalueren (want je kan het ook uberhaupt niet zien)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

maak je scans tijdens adjuvante en neoadjuvante therapie?

A

in principe niet, heeft geen zin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cocomitant

A

twee behandelingen samen tegelijkertijd geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sequentieel traject

A

in een vaste volgorde behandelingen achter elkaar doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

chemoradiatie

A

radiotherapie met als ondersteuning klassieke chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bioradiatie

A

radiotherapie met biologicals

17
Q

inductie vs neoadjuvant (!)

A
  • =I: zoveel als mogelijk tot maximale respons
    =N: vaststaand aantal kuren, respons is NIET nodig
  • =I:operatie is niet zeker: afhankelijk van respons
    =N: de operatie volgt per definitie
  • =I: support vd behandelingen?
    =N: optimale support; dosis intensiteit is essentieel
18
Q

wat mag je NOOIT zeggen

A

de patient is resectabel