Nature ( duolingo ) Flashcards

1
Q
De boom.
De bloem.
Het hout.
Het bos.
Bedankt voor de tulpen.
Mijn plant is groen.
Het gras en de bomen zijn groen.
De oude man woont in het bos.
Ik heb de planten.
Jij mooie tulp van mij.
Deze bloem is voor jou.
Dat is een lange boom.
Een dag zonder jou is zoals een tuin zonder bloemen.
Het bos is groen.
Alle planten hebben water nodig.
A
The tree.
The flower.
The wood.
The forest.
Thanks for the tulips.
My plant is green.
The grass and the trees are green.
The old man lives in the forest.
I have the plants.
You beautiful tulip of mine.
This flower is for you.
That is a tall tree.
A day without you is like a garden without flowers.
The forest is green.
All plants need water.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
Wij wonen op de planeet aarde.
De zon.
De maan.
De ruimte.
De maan draait rond de aarde.
Welke planeten draaien rond onze zon ?
De aarde is een planeet.
De aarde draait rond de zon.
Wij reizen door ruimte en tijd.
Hoe vind je eten in de ruimte ?
A
We live on the planet earth.
The sun.
The moon.
The space.
The moon turns around the earth.
Which planets orbit around our sun ?
The earth is a planet.
The earth orbits around the sun.
We travel through space and time.
How do you find food in space ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
Het sterrenstelsel.
De ster.
Er zijn veel asteroiden in het zonnestelsel.
Wij wonen in de Melkweg.
Zij is in haar eigen wereld nu.
Het is een groot universum.
Het is geen ster.
Ik vind dat sterrenstelsel heel mooi.
A
The galaxy.
The star.
There are many asteroids in the solar system
We live in the milky way.
She is in her own world now.
It is a big universe.
It is not a star.
I find that galaxy very beautiful.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
Het land.
de berg.
Het is een landschap met bergen.
We zwemmen nooit in de rivier.
Wat gebeurt er in de grot ?
Er is een brug over de kloof.
De berg is groot.
Het is een landschap van grotten.
A
The land.
The mountain.
It is a landscape with mountains.
We never swim in the river.
What is happening in the cave ?
There is a bridge over the gorge.
The mountain is big.
It is a landscape of caves.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
Het veld.
Het gewas.
De vulkaan.
Dat is een grote woestijn.
Dat hotel ligt op een heuvel.
Het is een witte klif.
De grond moet zacht zijn.
De familie werkt in de velden.
De tulp is een belangrijk gewas.
Zijn er vulkanen in Nederland ?
A
The field.
The crop.
The volcano.
That is a big desert.
That hotel is on a hill.
It is a white cliff.
The soil must be soft.
The family works in the fields.
The tulip is an important crop.
Are there volcanoes in the Netherlands ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
De natuur.
De hitte.
De steen.
Het ijs is blauw.
Zij draagt een jas tegen de kou.
Hij heeft lucht nodig.
Heeft Nederland een koud klimaat ?
Deze steen is te zwaar.
A
The nature.
The heat.
The stone.
The ice-cream / ice is blue.
She is wearing a coat against the cold.
He needs air.
Does the Netherlands have a cold climate ?
This stone is too heavy.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
Het gas.
Het zand.
Het stof.
Het vuur.
Het licht.
De rook.
De atmosfeer.
Wat is de totale hoeveelheid gas in de fles ?
Nu zien we de lichten.
Jij bent mijn licht in de nacht.
Hij vindt zand in de schoen.
Er ligt stof op de tafel.
JIj bent mijn vuur.
A
The gas.
The sand.
The dust.
The fire.
The light.
The smoke.
The atmosphere.
What is the total mount of gas in the bottle ?
Now we see the lights.
You are my light in the night.
He finds sand in the shoe.
There is dust on the table.
You are my fire.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly