formal ( duolingo ) Flashcards
1
Q
sorry, ik heb uw broek. u drinkt melk. Meneer Willem draagt een pak. Mevrouw Roos heeft een paard. ja, alstublieft. water, alstublieft. jij draagt hemden. u eet een appel. de mevrouw draagt dure kleren. u eet rijst. geen bier, alstublieft. uw rijst is koud. de zure meneer is oud.
A
sorry, i have your pants. you drink milk. Mr. Willem wears a suit. Mrs. Roos has a horse. yes, please. water, please. you wear shirts. you eat an apple. the woman wears expensive clothes. you eat rice. no beer, please. your rice is cold the zullen man is old.