Condit. ( duolingo ) Flashcards

1
Q
Jullie zouden het licht zien.
Dat zou ik niet doen.
Je zou moeten slapen.
We zouden moeten stoppen.
Hij zou zijn eer verliezen.
Ze zouden een baan moeten kiezen.
Hierdoor zou de stad veranderen.
Zouden we in Amsterdam stoppen ?
Dat zou de wereld veranderen.
De sterk zou energie verliezen.
Wat zou ik moeten kiezen ?
Zij zou een studie moeten kiezen.
Hoe zou ons leven veranderen ?
Dan zouden zij naar school gaan.
A
You would see the light.
I would not do that.
You should sleep.
We should stop.
He would lose his honor.
They should choose a job.
Because of this, the city would change.
Would we stop in Amsterdam ?
That would change the world.
The star would lose the energy.
What should I choose  ?
She should choose a major.
How would our life change ?
Then they would go to school.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ik zou koffie drinken.
Dat zou graag moeten zijn.
Niemand zou me ooit vinden.
We zouden samen moeten eten.
Zij zeiden dat ze me zouden helpen.
Als ik groter was, zou ik een olifant eten.
Als hij meer geduld had, zou hij het vinden.
Als het onmogelijk was, zou het niet mogelijk zijn.
Zij zou meer drinken, maar zij heeft geen water.
Als hij niet negatief was, zou ik hem helpen.
Als ik genoeg tijd had, zou ik meer eten.
Als er geen zon zou zijn, zou leven niet mogelijk zijn.
Je zou het nooit vinden.
Zou je samen iets willen drinken ?

A

I would drink coffee.
That should be enough.
Nobody would ever find me.
We should eat together.
They said they would help me.
If I were big, I would eat an elephant.
If he had more patience, he would find it.
If it were impossible, it would not be possible.
She would drink more, but she has no water.
If he were not negative, I would help him.
If I had enough time, I would eat more.
If there were no sun, life would not be possible.
You would never find it.
Would you like to get something to drink together ?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het zou kunnen regenen morgen.
Je zou een mand moeten maken.
We zouden nieuwe dingen leren.
Wat zou je doen als je sterker was ?
Zou hij het voor mij hebben gedaan ?
Die jas zou duurder zijn geweest.
Als we vrijheid hadden, zouden we vrede maken.
De dieren zouden geen honger hebben als ze eten zouden hebben.
Ik denk niet dat hij mijn werk zou kunnen doen.
Wat zouden we kunnen doen ?
Ik zou meer leren, als ik tijd zou hebben.
Als we de motivatie hadden, zouden we veel leren.
Ik zou koffie voor jullie maken als jullie tijd hadden.
Het zou verantwoordelijk zijn geweest om jouw moeder te helpen.
Heb je gezegd dat je nooit zou kunnen verliezen ?
Het zou kunnen regenen morgen.

A
It could rain tomorrow.
You should make a basket.
We would learn new things.
What would you do if you were stronger ?
Would he have done it for me ?
The coat would have been more expensive.
If we had freedom, we would make peace.
The animals would not be hungry if they had food.
I do not think that he could do my job.
What could we do ?
I would learn more, if I had time.
If we had the motivation, we would learn a lot.
I would make you coffee if you had time.
I would have been responsible to help your mother.
Did you say that you could never lose ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ik zou de trein hebben gemist.
Ik zou niet betaald moeten hebben.
Als ze harder waren, zouden we niet kunnen eten.
Hij zei tegen me dat het zou hebben geregend.
Hij zou het boek hebben gelezen, maar het was te lang.
Je zou die vogel moeten hebben gezien.
Zij zeiden dat ze me hier zouden hebben ontmoet.
We zouden hen hier hebben ontmoet.
Als we thuis waren, zou het niet hebben geregend.
Jullie zouden hebben gezien dat ik sneller was.
Ik zou haar hebben betaald, maar ik zag haar niet .
Als dit boek langer was, zou ik het niet hebben gelezen.
Als ik op de maan was, zou ik het hebben gezien.
Als ze zwakker waren, zouden ze het niet kunnen doen.
Hij zou de Koning ontmoet moeten hebben.
Als we in de woestijn zouden zijn, zou het hebben geregend ?
Ik houd van deze bezienswaardigheid.

A

I would have missed the train.
I should not have paid.
If they were harder, we would not be able to eat them.
He said to me that it would have rained.
He would have read the book, but it was too long.
You should have seen that bird.
They said that they would have met me here.
We would have met them here.
If we were at home, it would not have rained.
You would have seen that I was faster.
I would have paid her, but I did not see her.
If this book were longer, I would not have read it.
If I were on the moon, I would have seen it.
If they were weaker, they would not be able to do it.
He should have met the king.
If we were in the desert, would it have rained ?
I love this sight.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly