Adjective 2 ( duolingo ) Flashcards
1
Q
Dit katje is bang en verdrietig. Dit zijn mooie voorwerpen. De kleur roze is niet stom. Wat een fantastische ketting. Er zijn geen lelijke dieren. Is ze niet slim ? Het is geen stomme vraag. Dat zijn slimme vragen. Het is een lelijk gebouw. Ze heeft een heel mooi gezicht. Mijn groene tandenborstel is fantastisch. Vandaag is het een verdrietige dag. Wees niet bang. Ik ben verdrietig. Het meisje is mooi. Dat is een mooi boek. Deze grijze man is heel oud en slim. De muis is bang van ons. Deze jas is niet stom. Ik ben niet bang. Dat is geen lelijk huis. Dit zware zwarte boek is fantastisch.
A
This kitten is scared and sad. These are beautiful objects. The color pink is not stupid. What a fantastic necklace. There are no ugly animals. Isn't she smart ? It is not a stupid question. Those are smart questions. It is an ugly building. She has a very pretty face. My green toothbrush is fantastic. Today is a sad day. Do not be afraid. I am sad. The girl is beautiful. That is a beautiful book. This gray man is very old clever. The mouse is afraid of us. This coat is not stupid. I am not scared. That is no ugly house. This heavy black book is fantastic.
2
Q
Is de man positief of negatief ? Zij zijn traditioneel en dus helemaal niet modern. Hij is normaal. Het is een uitstekende wijn. Deze kleur is verkeerd. Dat is geen normale vraag. Jij bent een moderne moeder. Ons eten is uitstekend. Dit is het verkeerde rode potlood. Hun antwoord is positief. Ik schrijf een negatief antwoord. Mijn klompen zijn traditioneel. Het kind is positief. Meneer, u bent te negatief. Deze kleren zijn traditioneel. Zijn wij een normale familie ? Dat antwoord is verkeerd.
A
Is the man positive or negative ? They are traditional and therefore not modern at all. He is normal. It is an excellent wine. This color is wrong. That is not a normal question. You are a modern mother. Our food is excellent. This is the wrong red pencil. Their answer is positive. I write a negative answer. My clogs are traditional. The child is positive. Sir, you are too negative. These clothes are traditional. Are we a normal family ? That answer is wrong.
3
Q
Dit werk is speciaal. Ik houd van het lokale eten. Is dat jouw eigen hond ? Onze toekomstige maaltijd. Ik ben altijd beschikbaar. De echte jurk ligt op de tafel. Is het een persoonlijke vraag ? Ik wil graag een lokaal biertje. Is het een toekomstig paar ? Ben jij een echte kok ? U bent mijn toekomstige man. Het is een lokale markt. Het is mijn persoonlijke carriére. Heb jij een speciaal pak ? Deze oranje hemden zijn speciaal. De echte koning spreekt maar één keer. Hij is momenteel niet beschikbaar.
A
This work is special. I love the local food. Is that your own dog ? Our future meal. I am always available. The real dress lies on the table. Is it a personal question ? I would like a local beer. Is it a future couple ? Are you a real cook ? You are my future husband. It is a local market. It is my personal career. Do you have a special suit ? These orange skirts are special. The real king only speaks once. He is not available at the moment.
4
Q
Dit is een recente krant. Sta jij aan de rechterkant ? De volgende. Het is een open vraag. Dat is mijn linkerschoen. Ik wil een gouden spiegel. Ik wil de houten stoelen, alsjeblieft. Waar is de linkerspiegel ? Het is een recent boek. Waar is de rechterdeur ? Kom jij volgend jaar ? Mijn rechterschoen is weg. Jij slaapt aan de linkerkant. Dag, tot volgende keer. Ik zie je volgende woensdag. De datum is recent.
A
This is a recent newspaper. Do you stand on the right side ? Next. It is an open question. That is my left shoe. I want a gold mirror. I want the wooden chairs, please. Where is the left mirror. It is a recent book. Where is the right door ? Are you coming next year ? My right shoe is gone. You sleep on the left side. Bye, until next time. See you next Wednesday. The date is recent.
5
Q
Mijn antwoord is definitief. Het is niet mogelijk. Zijn naam is bekend bij ons. Vandaag is onmogelijk voor ons. Morgen begin ik een nieuw leven. Het is een levende rode koe. Jij bent tweetalig. Een levend dier. Het is het definitieve nummer. Dat is een mogelijke hoeveelheid. Waar zijn jullie nieuwe schoenen ? Ja, hij is bekend. Het is een bekend moment. Jij bent onmogelijk. Ik heb een mogelijk antwoord. Wat is onmogelijk ?
A
My answer is final. It is not possible. His name is familiar to us. Today is impossible for us. Tomorrow I start a new life. It is a living red cow. You are bilingual. A living animal. It is the final number. That is a possible amount. Where are your new shoes ? Yes, he is familiar moment. You are impossible. I have a possible answer. What is impossible ?
6
Q
Ik heb een handig voorwerp. Een hele maand ? Dat zijn tegengestelde routes. Zij is niet verantwoordelijk. Zij zijn professioneel. Dit werk is efficiënt. Ik ben altijd serieus. Wat een handige dingen. Hij is een professionele acteur. Ik lees een heel boek. Dat zijn serieuze vragen. Dat zijn verantwoordelijke ouders. De efficiënte werknemers luisteren goed. Voor wat ben ik verantwoordelijk ? Deze man is handig. De ingenier is efficiënt. Deze directeur is heel serieus.
A
I have a useful object. A whole month ? Those are opposite routes. She is not responsible. They are professional. This work is efficient. I am always serious. Such useful things. He is a professional actor. I read an entire book. Those are serious questions. Those are responsible parents. The efficient employees listen well. For what am I responsible. This man is skillful. The engineer is efficient. This director is very serious.
7
Q
Ze zijn niet officieel. Ik ben onafhankelijk. Dit zijn gelovige steden. Wat een historisch jaar. Dit is een culturele stad. Dit is een algemeen beroep. Wij zijn populair. Zijn deze soldaten gelovig ? Dit is een algemene krant. Het is een historische dag. De officiële kleuren zijn rood, wit en blauw. Ik heb een onafhankelijke dochter. Ik ben niet heel populair. Bent u gelovig ? Dit is een historisch moment.
A
They are not official. I am independent. These are religious cities. Such a historic year. This is a cultural city. This is a general profession. We are popular. Are these soldiers religious ? This is a general newspaper. It is a historic day. The official colors are red, white and blue. I have an independent daughter. I am not very popular. Are you religious ? This is a historic moment.
8
Q
Hij is een tolerante man. Ik ben eindelijk beroemd. Het is het hoofdvoorwerp. Waar zit de hoofdmotor ? Eten beroemde kinderen hier ook ? Hoe tolerant zijn wij ? Het is het eerste hoofdstukje. Deze acteur said zijn beroemd. Zelfs de honden in Nederland zijn tolerant.
A
He is a tolerant man. I am finally famous. It is the main object. Where is the main engine. Do famous children eat here as well ? How tolerant are we ? It is the little chapter. These actors are famous. Even the dogs in the Netherlands are tolerant.