Modals ( duolingo ) Flashcards

1
Q
Het hoeft niet.
Kunnen we daar zitten ?
Ik hoef niet te zwemmen.
Wij hoeven niet te betalen.
U kunt nu betalen.
Ik kan wel zingen.
Er is geen behoefte.
Je kunt hem vertrouwen.
Ik kan geen rijst koken.
Zij hoeven niet te komen.
Je kunt het ook alleen doen.
A
I do not need to.
Can we sit there.
I do not have to swim.
We do not need to pay.
You can pay now.
I really can sing.
There is no need.
You cannot cook rice.
They do not have to come.
You can also do it on your own.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
Ik zal mijn ouders bedanken.
Waar moet ik betalen ?
Jij zult naar mij luisteren.
Wat zullen zij studeren ?
We moeten praten.
Moet je werken vandaag ?
Ik moet gaan.
Jij moet nu slapen.
Waar moet ik betalen ?
Wij moeten vanavond bij onze ouders eten.
Hij moet de meisjes en de jongens steunen.
U zult zwemmen.
Wat gaan zij studeren ?
Tot ziens !
A
I will thank my parents.
Where must I pay ?
You will listen to me.
What will they study ?
We need to talk / we must talk.
Do you have work today ?
I must go.
You must sleep now.
Where do I need to pay ?
Tonight we must eat at our parents' house.
He must support the girls and boys.
You will swim.
What will they study ?
Goodbye !
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
Mag ik het raam openen ?
Mogen wij iets zeggen ?
Hij komt praten.
Ik blijf betalen.
Hij blijft praten. 
Ik kom eten.
De kunstenares blijft hopen.
Zij komt een keer zwemmen.
A
May I open the window ?
May we say something ?
He is coming to talk.
I continue to pay / I keep paying.
He keeps talking.
I am coming to eat.
The artist keeps hoping.
She is coming to swim once.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly