Comm. ( duolingo ) Flashcards

1
Q

De pers.
De tekst.
De communicatie.
Het netwerk.
Hij vertelt de vrouw zijn verhaal, maar ze verveelt zich.
Geen opmerkingen.
Vertel me de waarheid.
Wij schrijven teksten.
Hij maakte een opmerking over mijn blauwe neushoorn.
Haar tekst is leuk.
De oude man vertelde me over zijn relatie met een tulp.
Ik zal de pers vertellen over jouw fascinatie voor de dood.
Zijn verhaal is een avontuur.
Ik vond zijn verhaal over mij fantastisch.
De jongen drinkt uit een kopje / beker.

A

The press.
The text.
The communication.
The network.
He tells the woman his story, but she is bored.
No comments.
Tell me the truth.
We write texts.
He made a comment about my blue rhinoceros.
Her text is nice.
The old man told me about his relationship with a tulip.
I will tell the press about your fascination with death.
His story is an adventure.
I found his story about me fantastic.
The boy drinks from a cup.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De post.
Het bericht.
Het nieuws.
Mijn ouders hebben me een ansichtkaart gestuurd.
Ik zag dat al op internet.
Ik moet postzegels kopen.
Jij hebt een bericht.
Ja, ik stuur het sterrenstelsel met de post.
Zijn er berichten voor me ?
Zij stuurt de ansichtkaart met de post.
Ik stuurde een bericht naar de verkeerde persoon.
Ik heb postzegels nodig.
Hier zijn twee postzegels.
Ik heb een traditionele ansichtkaart aan mijn vrienden gestuurd.

A
The mail.
The message.
The news.
My parents send me a postcard.
I saw that already on the internet.
I need to buy stamps.
You have a message.
Yes, I am sending the galaxy by mail.
Are there messages for me ?
She sends the postcard by mail.
I sent a message to the wrong person.
I need stamps.
Here are two stamps. 
I sent a traditional postcard to my friends.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
Het interview.
De journalist kreeg toegang tot mijn post.
Hier is een samenvatting.
Zij is de beste journaliste.
Zal zij mijn sms lezen ?
Ik heb een leuk gesprek met haar gehad.
Hoe was uw interview ?
Hij is journalist.
Zij had een lang gesprek met me.
Die samenvatting is beter.
Een journalist belt voor een interview.
We hebben het gesprek niet gehoord.
De journalist gebruikt de informatie voor de krant.
A
The interview.
The journalist got access to my mail.
Here is a summary.
She is the best journalist.
Will she read my SMS ?
I had a nice conversation with her.
How was your interview ?
He is a journalist.
She had a long conversation with me.
That summary is better.
A journalist is calling for an interview.
We did not hear the conversation.
The journalist uses the information for the newspaper.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
Het symbool.
Een taal en een dialect zijn twee verschillende dingen.
Jouw vertaling is goed.
Zij beschrijft het voorwerp.
Ik begrijp het niet.
Van wie is dit woordenboek ?
Kun u dit voor mij vertalen ?
Veel mensen willen talen leren.
Begrijpt u het ?
Dit is een symbool van vrijheid.
Ik vertaal deze zin in het Engels.
Hoeveel dialecten worden er gesproken in Nederland ?
Ik kan haar schoonheid niet beschrijven.
Ik kan niet begrijpen wat er is gebeurd.
Je hebt een goed woordenboek.
Het landschap is moeilijk te beschrijven.
Welk dialect is dit ?
A
The symbol.
A language and a dialect are two different things.
Your translation is good.
She describes the object.
I do not understand.
Whose dictionary is this ?
Can you translate this for me ?
Many people want to learn languages.
Do you understand ?
This is a symbol of freedom.
I translate this sentence into English.
How many dialects are spoken in the Netherlands ?
I cannot describe her beauty.
I cannot understand what has happened.
You have a good dictionary.
The landscape is hard to describe.
Which dialect is this ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
Russisch is een moeilijke taal.
Het portugees is een taal.
Spreekt u Italiaans ?
Hoe zeg je dat in het Duits ?
Dit is geen Spaans.
Ik heb Frans geleerd.
Ik kan Chinees schrijven.
Waar heb je Italiaans geleerd ?
Zij spreken geen Portugees.
Mijn broer leert Portugees.
Zij kan het Russisch zowel spreken als schrijven.
A
Russian is a difficult language.
Portuguese is a language.
Do you speak Italians ?
How do you say that in German ?
This is not Spanish.
I have learned French.
I can write Chinese.
Where did you learn Italian ?
They speak no Portuguese.
My brother learns Portuguese.
She can both speak and write Russian.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
Ik heb geen profiel op deze website.
Ik gebruik geen zoekmachines.
Ik gebruik zoekmachines niet.
Ik ken zijn wachtwoord.
We wachten nog op bevestiging.
Hij leest een Duitstalig boek.
Deze zoekmachine is heel handig.
Ik heb een Nederlandstalig woordenboek nodig.
Wij hebben Franstalige landen bezocht.
Hij heeft een nieuw wachtwoord nodig.
Hebben jullie een website ?
Dat is de bevestiging.
Is dat zijn profiel ?
Deze website is in het Frans.
Zij gebruikt de zoekmachine om meer informatie te vinden.
A
I have no profile on this website.
I do not use search engines.
I know his password.
We are still waiting for confirmation.
He is reading a German language book.
This search engine is very useful.
I need a Dutch language dictionary.
We have visited Francophone countries.
He needs a new password.
Do you have a website ?
That is the confirmation.
Is that his profile ?
This website is in French.
She uses the search engine to find more information.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
De toespraak.
De dialoog was niet moeilijk.
Ik heb het bestand geopend.
De discussie was interessant.
Ik keek naar twee uitzendingen.
Het netnummer is lang.
De media hebben informatie.
Moet ik een toespraak houden ?
We keken samen naar de uitzending.
De dialoog is echt.
De discussie eindigt.
Deze discussie brengt ons nergens.
Jij mag dat bestand niet openen.
A
The speech.
The dialog was not difficult.
I have opened the file.
The discussion was interesting.
I watched two broadcasts.
The area code is long.
The media have information.
Do I need to get a speech ?
We watched the broadcast together.
The dialog is real.
The discussion ends.
This discussion is getting us nowhere.
You may not open that file.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
De kabel.
Met vriendelijke groeten, Saskia.
We blijven in contact.
Zij hebben een luidspreker.
Je hebt een uitnodiging nodig.
Welke omroepen zijn er ?
Groetjes.
Hij gebruikt de zwarte kabel.
Hij is vriendelijk.
Die man heeft veel contacten.
Zij luistert naar deze omroep.
Hoeveel kosten de kabels ?
Ik heb een luidspreker gekocht.
Je moet een luidspreker gebruiken.
Wees vriendelijk.
Ik heb geen uitnodiginging gekregen.
A
The cable.
Sincerely, Saskia.
We stay in touch.
They have a speaker.
You need an invitation.
Which broadcasters are there ?
Regards.
He uses the black cable.
He is kind.
That man has many contacts.
She listens to this broadcaster.
How much do the cables cost ?
I have bought a speaker.
You must use a speaker.
Be kind.
I did not get an invitation.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly