Dates And Time ( duolingo ) Flashcards

1
Q
De ochtend.
Ik heb vandaag geen tijd.
Morgen.
Vanavond zwemt zij niet.
In de middag schrijven Wij niet.
De man kookt in de avond.
Ik slaap elke nacht.
De ochtend komt na de nacht.
Kom jij morgenavond?
Ik eet brood in de middag.
Heb jij morgen tijd?
Het is tijd.
Ik loop in de ochtend.
De eenden gaan iedere avond.
Op Welke avond gaan wij?
Is het middag of ochtend?
A
The morning.
I have no time today.
Tomorrow.
This evening she is not swimming.
We do not write in the afternoon.
The man cooks in the evening.
I sleep every night.
The morning comes after the night.
Are you coming tomorrow evening ?
I eat bread in the afternoon.
Do you have time tomorrow ?
It is time.
I walk in the morning.
The ducks go each evening.
Which evening are we going?
Is it afternoon or morning?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
Woensdag graag, niet dinsdag!
Is het dag of nacht?
Welke zondag?
Ik zwem op donderdag, zaterdag en zondag.
Doei, tot maandag!
Op vrijdag heb jij geen tijd.
Hoeveel maandagen?
Op zaterdagen gaat zij niet.
Op zondagen werk ik niet.
Vandaag is woensdag.
Niemand gaat op dinsdag.
Morgen is niet donderdag.
Wij fietsen, rennen en zwemmen elke vrijdag.
Niet op een maandag.
Regent het zaterdag.
Maandag, dinsdag en woensdag.
Jij betaalt hem iedere dag.
A
Wednesday please, not Tuesday.
Is it day or night?
Which Sunday?
I swim on Thursday, Saturday and Sunday.
Bye, see you on Monday.
On Friday you do not have time.
How many Mondays?
On Saturdays she does not go.
On Sundays I do not work.
Today is Wednesday.
Nobody is going on Tuesday.
Tomorrow is not Thursday.
We bike, run and swim every Friday.
Not on a Monday.
Does it rain Saturday?
Monday, Tuesday and Wednesday.
You pay him every day.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
Een Lang jaar en een korte week.
Hoelang duurt een jaar?
Wat is jouw leeftijd?
De momenten.
'S maandags werken Wij niet.
'S woensdags eet ik geen vis.
Het duurt weken.
In een moment.
Hoeveel jaren heb ik nodig?
Hoelang duren weken?
Slapen de dieren 's nachts?
Hij schrijft over onze leeftijd.
A
A long year and a short week.
How long is a year?
What is your age?
The moments.
On Monday we do not work.
On Wednesday I do not fish.
It takes weeks.
In a moment.
How many years do I need?
How long are weeks?
Do the animals sleep at night?
He writes about our age.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
Juni is een maand.
De datum.
De kalender.
Het regent veel in april.
Wij rennen in mei.
Het is te koud in februari.
Het is januari.
Maart, april, mei en juni.
Het is een belangrijke datum.
Dat is een volle kalender.
Hoeveel maanden heeft een jaar?
Januari en februari zijn maanden van het jaar.
Welke datum in maart?
Ik wil een kalender.
April staat niet op de kalender.
A
June is a month.
The date.
The calendar.
It rains a lot in April.
We run in May.
It is too cold in February.
It is January.
March, April, May and June.
It is an important date.
That is a busy calendar.
How many months does a year have?
January and February are months of the year.
Which date in March.
I want a calendar.
April is not on the calendar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
De verjaardag.
Ik houd van november.
Waarom gaan zij niet in oktober?
Is het de maand september?
Het is geen dag in augustus.
Het is te warm in juli voor mij.
In december zijn de nachten lang.
Mijn verjaardag is in juli.
Zijn jullie verjaardag in augustus?
Zijn verjaardag is niet in december.
Mijn verjaardag is op zeven mei.
Wij drinken bier in oktober.
Is het koud in november.
A
The birthday.
I love November.
Why are they not going in October?
Is it the month of September?
It is not a day in August.
It is too warm in July for me.
In December the nights are long.
My birthday is in July.
Are your birthdays in August.
His birthday is not in December.
My birthday is on seventh May.
We drink beer in October.
Is it cold in November.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
De Zomer.
De winter.
De lente.
Een periode in welke eeuw?
Het is niet warm in de herfst.
Welk seizoen is het?
Wij zwemmen veel in de zomer.
Is de lente een seizoen?
Hoeveel winters lang?
Het duurt eeuwen.
In de herfstperiode regent het veel.
Wanneer is het winter?
De lente, zomer, herfst en winter zijn de seizoenen.
Een eeuw is over.
Het is niet voor lange periode.
Het is geen lente, zomer of herfst.
A
The summer.
The winter.
The spring.
A period in which century?
It is not warm in the fall.
Which season is it?
We swim a lot in the summer.
Is spring a season?
For how many winters?
It takes centuries.
In the period of fall it rains a lot.
When is it winter?
Spring, summer, fall and winter are the seasons.
A century is over.
It is not for a long period.
It is not spring, summer or fall.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
Wij komen om vier uur.
Het is te laat.
Het is vijf over zes.
Het is half zeven.
Het is twintig voor zes.
Het is kwart over twee.
Een jaar heeft veel uren.
Het is zes uur.
Mijn verjaardag is om zeven uur 's avonds.
Sorry, we zijn laat.
A
We are coming at four o 'clock.
It is too late.
It is five past six.
It is six thirty.
It is five forty.
It is quarter after two.
A year has many hours.
It is six o 'clock.
My birthday is at seven o 'clock in the evening.
Sorry, we are late.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
We zien hem twee keer per jaar.
Minuten en seconden.
Tot morgen!
Decennia en jaren.
Ik wil een beetje melk.
Het duurt een decennium.
Ik heb een minuut nodig.
Sorry, je bent één seconde te laat.
Ik zeg het iedere keer.
Het duurt een paar seconden.
Hoeveel keer per maand zwem jij?
Decennia en jaren.
Zij schrijven decennialang.
Pardon, betalen wij?
Wij rennen vijftien minuten lang.
A
We see him twice a year.
Minutes and seconds.
See you tomorrow.
Decades and years.
I want some milk.
It takes a decade.
I need a minute.
Sorry, you are one second too late.
It say it every time.
It takes a few seconds.
How many times per month do you swim?
Decades and years.
They write for decades.
Excuse me, are we paying?
We run fifteen minutes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly